het Sanatorium op den Velperweg werd overgebracht, waar hij op 26 Augustus 1905 overleed. Drie dagen later is hij op het kerkhof ‘Moskowa’ aan den Apeldoornschen straatweg begraven. Hij was in 1860 gehuwd met Gerardina Wilhelmina van Witzenburg, die hem een dochter schonk, en na haar overlijden in 1864, hertrouwde hij met Rebekka Thesingh.
Jorissen was een eenvoudig man, ijverig in zijn gemeentewerk, gewaardeerd om zijn hulpvaardigheid en zijn trouwe vriendschap. Tot op het eind van zijn ambtstijd waren zijn preeken frisch, kerngezond. Overtuigd vrijzinnig, heeft hij nog bij zijn afscheid gesproken van ‘den tijd van twijfel, dien hij heeft medegeleefd, van die dagen, toen men soms vreezen kon en eerst daarna voelde: er is veel verloren, maar meer, o veel, veel meer gewonnen’ (De Ridder). In druk is van zijn hand verschenen: Bewaar u zelven in de liefde Gods (Rott. 1893). - (Met Oort en Lohr) Dr. I. Hooykaas herdacht (Schied. 1894). - Aan mijn vrienden. Drie toespraken (Rott. 1899). - Met Groenewegen en De Ridder stelde hij een gedenkboek samen, ter herinnering aan het afscheid van de Oude en het in-gebruik-nemen van de Nieuwe kerk op 23 Mei 1897, getiteld: De oude en de nieuwe kerk der Remonstrantsch-Gereformeerde gemeente te Rotterdam. In de Preeken der ‘Vereeniging tot verspreiding van stichtelijke blaadjes’ schreef hij: Breng voedsel aan, naar aanleiding van Job 8:11, terwijl hij een tijdlang met Hooykaas, Lohr en Maronier het weekblad De Protestant redigeerde. Eindelijk gaf hij in Letterk. Lb., 1889, 417 vv. een levensbericht van zijn broeder Prof. T.T.H. Jorissen.
Litteratuur: J.H. Maronier, A.P.G. Jorissen, in Uit de Remonstr. Broederschap, XVII, 33-37. - Tideman, Biogr. Naaml. Rem. Br., 38, 59, 60, 102, 120, 121, 477. - Alb. Stud. Rh.-Traj., 375.