theologie en der evangeliebediening’. Hij gaf hier college in Bijbelsche godgeleerdheid, practica en Geschiedenis der Zending. Zijn niet sterke gezondheid deed hem, nadat ook zijn eenig zoontje overleden was, reeds in 1909 ontslag vragen, dat hem tegen 15 November van dat jaar verleend werd. Hij vestigde zich in zijn oude gemeente Heerde, waar hij teruggetrokken leefde, maar met talloos velen in briefwisseling stond, waaronder ettelijken, ‘voor wien hij een geestelijk raadsman en herder was geworden.. Jonker hield te Heerde een heele gemeente. Ook in het dorp zelf, waar hij in de armzaligste hutten bij menig sterfbed uren heeft doorgebracht, heeft getroost en gebeden’ (Van Rhijn). Onverwacht is hij den 6en Juni 1928 overleden en drie dagen later te Heerde begraven. Hij was gehuwd met Geertruyd Agnes van Haersolte van Haerst (geb. 1861), die hem in 1901 ontviel.
Geliefd bij zijn gemeenteleden als pastor, was Jonker bovendien een gevierd kanselredenaar. ‘Als hij sprak was het stil, doodstil, angstig stil. Zijn woord ging nooit over het gehoor, doch dwars door de levens der menschen heen.. het trilde bij hem van emotie. Hij was een redenaar zonder de rhetoriek, die de menigte overbluft’, maar zeer sterk kwam het profetische steeds bij hem uit. Daarbij was hij een goed homileet en een kundig theoloog, die de studie allerminst verwaarloosde, ook in 1883 den stoot gaf tot de oprichting der Theologische Studiën, waarvan hij één der redacteuren werd en waarin verscheidene stukken van zijn hand voorkomen. Tot de ethische richting behoorend, ging hij zijn eigen weg, zooals hij meende dat goed en juist was; een rustige persoonlijkheid, ‘die na veel nadenken en strijd een overtuiging heeft gevonden en daarom ook eerbied heeft voor anderer overtuiging’. Afkeerig van alle politiek Christendom, van wereldsche motieven, door en door eenvoudig, kreeg men toch den indruk ‘dat hij dezen eenvoud niet dan na harden strijd op zichzelf [had] veroverd.. Als het noodig was, greep hij op geestelijk gebied bij zichzelf - ook bij anderen - operatief in’ (Van Rhijn). Een zware strijd om te berusten in het verlies van zijn eenig kind, moet wel hij gestreden hebben, die zóóveel van kinderen hield, dat hij in een particulieren brief kon schrijven: ‘Eigenlijk moest een mensch kerk en wetenschap en alles kunnen laten waaien, om te spelen met de kinderen’.
Vol humor, was toch zijn levensbeschouwing diep ernstig; hij kon streng zijn in het beoordeelen van toestanden, leed onder de gesteldheid der tegenwoordige wereld, waarover, zooals hij nog in 1927 schreef, een ‘wanhoops-zondvloed’ zou komen. Maar toch was die beschouwing niet somber getint, omdat hij een vast geloof bleef behouden in de liefde Gods: ‘Straks als de “wanhoops-zondvloed” komt en de zielen zullen vergaan van angst, laat de prediker het dan zijn gemeente inhameren: zóó, zóó lief heeft God de wereld gehad’. De indruk, dien Jonker maakte, wordt wel zeer treffend weergegeven in Kerk en Volk, het hoofdorgaan der Vrijzinnig-Hervormden: ‘Een van de vroomste menschen, die wij in ons leven mochten ontmoeten.. Enkele minuten met Jonker - dat maakte een dag tot iets bijzonders in het leven.’
Behalve het boven reeds genoemde, heeft Jonker het volgende in druk gegeven: Gedenkt uwen voorganger. Woord tot de gemeente Wapenvelde bij het aftreden van haar leeraar N.T. van Meurs (Zwolle 1880). Ds. van Meurs was de eerste predikant dier gemeente en had haar sinds 1843 bediend. - Handleiding bij het onderwijs in de geschiedenis der Christelijke kerk (Utr. 1882; 2e dr. 1891; 3e dr. 1897). - Verkorte handleiding bij het onderwijs in de gesch. der Chr. kerk (Utr. 1885). - Het hoofdstuk der liefde (Rott. 1887; 3e dr. 1900; 4e dr. 1905; 5e dr. 1911). Eerst als artikelen in de Rotterd. Kerkbode van 1885 verschenen. - Gedachtenis, aangeboden aan de Rotterdamsche gemeente (Rott. 1888). Met portret. - Kalvinistische ingenomenheid met Rome aan Kalvijn zelven getoetst (Rott. 1889). - Het sociale