geboren, bezocht de Latijnsche school te Maastricht en studeerde daarna volgens zijn levensbericht in Boekz., te Groningen, waar hij op 4 September 1759 staat ingeschreven, en ook te Utrecht, waar zijn naam niet in het Alb. Stud. voorkomt. Den 26en Juli 1763 proponent geworden bij de classis Maastricht, ontving hij den 6en September d.a.v. een beroep naar Burgharen en Hernen, deed op 26 October peremptoir examen en werd op 13 November 1763 door zijn vader bevestigd. Hier bleef hij tot 12 Mei 1771, om 14 dagen later intrede te doen te Streefkerk, dat hem op 14 Februari tot voorganger gekozen had, en waar hij werkzaam was tot 28 November 1773, toen hij afscheid preekte en vertrok naar Zalt-Bommel. Aan deze gemeente, die hem den 3en October 1773 beroepen had, verbond hij zich op 12 December d.a.v. en bleef haar dienen tot 20 Februari 1785. Daarna arbeidde hij te Kampen van 6 Maart 1785 tot 8 Maart 1789 en verwisselde deze standplaats met Leeuwarden, dat den 24en Augustus 1788 zijn keus op hem had uitgebracht. In deze laatste gemeente stond hij van 22 Maart 1789 tot zijn emeritaat, dat met 1 April 1818 inging, nadat hij tevoren op 29 Maart zijn afscheidsrede had gehouden. Hoogbejaard overleed hij den 20en November 1830; zijn vrouw was hem reeds in den dood voorgegaan.
Hij schreef: Gedichten over godsdienstige onderwerpen (Leeuw. 1806). - Dagelijksche herinneringen om gelukkig te leven (Amst. 1806). Ook zijn van zijn hand twee Latijnsche gedichten, één op den dood van Ds. J.F. van Goor en één op de bevestiging van Ds. W.A. Bachiene, alsmede een Hollandsch vers op het vertrek van Ds. C. Segaar naar Utrecht. Deze verzen zijn opgenomen in Boekz., 1759a, 84, 785 en 1759b, 828.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. en bij Johan de Jongh. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb., IV, 818. - Frederiks en V.d. Branden, Biogr. Wdb., 399. - Romein, Pred. Friesl., 38. - Alb. Stud. Gron., 213. - Boekz., 1831a, 111.