Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Dina Jans]JANS (Dina), eigenlijk DINA JANS VECKE, vooral als vrouw Dane bekend en ‘wier geheime prediking in den loop van vele jaren door duizenden werd aangehoord’, was te St. Philipsland geboren en eerst dienstbode bij Pontiaen van Hattem (zie boven, III, 572-579) van wien zij eene der trouwste volgelingen werd. Toen deze wegens zijn afwijkende gevoelens als predikant ontslagen was en op 27 Augustus 1683 zijn standplaats moest verlaten, is Dina Jans niet lang daarna te Zierikzee komen wonenGa naar voetnoot1). Zij werd dienstbode bij burgemeester Dillinck en reeds in 1686 met andere geestverwanten voor den kerkeraad geroepen, die haar om Hattemistische gevoelens censureerde. In 1687 huwde zij te Zierikzee met den landbouwer Dingeman Isackse de Groene en na diens overlijden ging zij in Januari 1696 een tweede huwelijk aan met Steven Anthonisz. Dane, waarom zij meestal ‘vrouw Dane’ genoemd wordt. Reeds in dien tijd verwierf zij zich een zekeren aanhang, ook onder meer aanzienlijke burgers, en ‘Dominé Dina’, gelijk men haar noemde, werd door hen haast als een profetes vereerd. Velen uit onderscheiden plaatsen kwamen onder haar gehoor, Van Hattem zelf hield te haren huize oefening en met geestverwanten als Marinus Booms en Mr. Jacob Roggeveen stond zij in vriendschappelijke betrekking. Ook herbergde zij deze beide laatstgenoemden, wat mogelijk den kerkeraad aanleiding heeft gegeven, weer tegen haar op te treden, want voorloopig was zij ongemoeid gelaten. In zijn vergadering van 14 Mei 1724 besloot de | |
[pagina 497]
| |
kerkeraad, haar voor zich te roepen, maar eerst op 3 Augustus ging men tot uitvoering van dit voornemen over; uit de geheele volgende procedure valt dan ook af te leiden, dat slechts aarzelend tot een vervolging en veroordeeling is besloten, waarschijnlijk uit vrees voor de gevolgen van een krachtiger optreden. Driemaal opgeroepen, weigerde Dina Jans telkens te verschijnen; zij liet weten, dat zij al 28 jaar onder censuur stond en niets met den kerkeraad te maken wilde hebben. Op 7 Augustus besloot men toen, de ban over haar uit te spreken en den 28en September 1724, dat zij ‘van de gemeinte als een verdorve lit afgesneden’ zou worden. Doch ook nu wordt het vonnis niet onmiddellijk voltrokken; wel censureert men telkens Hattemisten, maar het ‘pestilentiael vroumens’ - gelijk Ds. Tuinman, de bekende tegenstander van Van Hattem, haar noemt - gaat steeds met prediken voort. Eindelijk wordt in de kerkeraadsvergadering van 3 April 1726 de ban nog eenigszins aangevuld met vermelding van de gevoelens, die Vrouw Dane geopenbaard had, toen zij tweemaal door een deputatie uit den kerkeraad te haren huize was ondervraagd en die, welke bij een samenkomst in de consistoriekamer door haar waren uitgesproken. Opmerkelijk is de beschuldiging, ‘dat zij zich beroemde, 7000 in haar geloof te hebben versterkt’. Met de bekrachtiging van het banvonnis heeft de kerkeraad nog tot 7 Mei gewacht en drie dagen later werd het haar voorgelezen, waarbij zij zich zeer onverschillig betoonde. Al had de aflezing in de kerken op de drie daarop volgende Zondagen (12, 19 en 26 Mei) plaats, toch hoopte de kerkeraad nog steeds, dat zij tot inkeer zou komen, maar toen deze verwachting ijdel bleek te zijn, volgde op 2 Juni de finale afsnijding, die ook in beide kerken van den kansel werd bekend gemaakt. Inmiddels had de kerkeraad op 6 Mei reeds besloten, dat men bij de magistraat zou aandringen op Dina's verbanning uit de stad Zierikzee. De baljuw, die haar voor de rechtbank gedaagd en bannissement tegen haar geëischt had, verzocht op 8 Juli een opgave der beschuldigingen, in de kerkelijke ban opgenomen. De kerkeraad voldeed den volgenden dag aan dit verzoek en reeds den 12en Juli werd Dina Dane ‘gebannen haar leven lang, uyt de Stad en Poortambacht, en in de hoogste boete en stads geregtigheijd gecondemneerd’. Met haar man is zij toen blijkbaar naar Amsterdam vertrokken, want in 1732 vraagt de kerkeraad aldaar inlichting omtrent haar verleden ‘in hope deze vrouw uit Amsterdam te doen delogeeren’, daar zij ‘hare verderfelijke Hattemistische sentimenten’ ook hier verspreidde. Hoe dit verder is afgeloopen, blijkt niet. Op 22 April 1746 vindt een deeling der nagelaten goederen tusschen haar kinderen plaats, zoodat zij en haar man toen reeds overleden waren. Behalve een dochter Johanna, had zij een zoon, Anthonie Dane (1698-1781), die in 1721 gehuwd was met Anna Bril († 1740), dochter van den bekenden Hattemist Jacob Bril. Hun zoon, de notaris Steven Dane te Zierikzee, sloot zich bij de Doopsgezinden aan. Litteratuur: Knappert, Gesch. N.H.K., II, 20. - Reitsma, Herv. en Herv. kerk, 683, 685. - Arch. K.G., XII, 299, 300. - Ned. Arch. K.G., I, 53, 107. - Troffel en Zwaard, 1910, 314. - Zeer vele gegevens bevat een artikel van P.D. de Vos: Pontiaan van Hattem en zijne volgelingen te Zierikzee, opgenomen in: Nieuws- en Advertentieblad voor Zierikzee en omstreken, dd. 28 Juni, 5 en 12 Juli 1913. |
|