proponent bevorderd. Als zoodanig diende hij van 14 Februari 1864 tot 8 Mei d.a.v. de gemeente 's-Hertogenbosch, maar heeft daarna geen vaste bediening aanvaard; in 1865 komt hij niet meer onder de proponenten voor en is in September 1868 boekhandelaar geworden te Rotterdam aan het Stijger. Hoogbejaard overleed hij in 1922 en vermaakte aan de Luthersche gemeente aldaar een legaat, waarvan de rente ten bate der predikantstractementen komt.
In den Kalender voor de Protestanten in Nederland, Jaarg. VII, blz. 169-193, schreef hij een studie over Gerardus Geldenhauer, terwijl hij zich, na den dood van zijn vader, belastte met de uitgave van dl. V van Oud en Nieuw uit de Gesch. der Ned. Luth. Kerk, waaraan hij ‘Een woord vooraf’ toevoegde. In de Bibliotheek van het Ev. Luth. Seminarium bevinden zich nog verschillende dictaten van zijn hand (Zie afd. ‘Handschriften’ in het Supplement van den Cat. Luth. Sem.).
Litteratuur: J. Loosjes, Naaml. Luth. Pred., 132. - Id., Luth. Weldadigheid, 54. - Oud en Nieuw, I, 162; IV, 233. - Ald. Stud. L.B., 1370, 1385. - Alb. Ath. Amst., 200.