Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Henricus Huysingius]HUYSINGIUS (Husingius, Huizing, Huysinck, Hoisingius) (Henricus), zoon van Mr. Jan Huysingius te Bremen, ald. geboren in 1592, studeerde te Franeker en werd, na door de classis Emmen geëxamineerd te zijn, in den zomer van 1615 bevestigd als predikant te Sleen, in Mei 1619 te Oude-Niedorp en Veenhuizen, den 11en Oct. 1622 in de Beemster door Ds. J.J. Gaal, pred. te Purmerland en Ilpendam. In zijn derde gemeente bleef hij werkzaam tot zijn overlijden, den 19en Mei 1639Ga naar voetnoot3). Als predikant te Sleen diende hij bij de Classis een aanklacht in tegen Ds. Johannes Rusius, pred. te Assen, die door hem beschuldigd werd van Arminiaansche opvattingen. De synode te Assen van den 1en Sept. 1618 gelastte Classis en Visitatoren een nader onderzoek. Na van den uitslag van dit onderzoek te hebben kennis genomen, verzocht zij van Rusius een nadere verklaring, die hierop neerkwam dat de beschuldigde niets had tegen de leer vervat in den Heidelbergschen Catechismus en in de Nederl. Confessie, maar zich overeenkomstig zijn onderteekening daaraan hield en de toezegging deed tot meer zekerheid nader schriftelijk of mondeling hiervan belijdenis te doen. Hierop verklaarde de synode de aanklacht tegen Rusius ongegrond.Ga naar voetnoot4) Huysingius trok toen zijn beschuldiging in. De synode echter zette hem zelf af wegens zijn gedrag, waarop hij zich naar 's-Gravenhage begaf, om zich bij den Stadhouder over zijn afzetting te beklagen. Deze deed in Nov. 1618 aan het College van Drost en Gedeputeerde Staten het voorstel om het vonnis door zes predikanten, twee uit elke classis, in hun tegenwoordigheid te doen resumeeren. Zoo geschiedde in Dec. d.a.v., waarop hem werd toegestaan den dienst te Sleen bij provisie waar te nemen, totdat zijn zaak in de volgende synode nader zou behandeld worden; maar reeds den 5en Mei 1619 vertrok hij naar O.-Niedorp. Als eerste predikant binnen de bedijking wijdde hij te Beemster den 30en Juli 1623 het kerkgebouw in, bij welke gelegenheid tevens overeenkomstig de Beemster keur deze dag als Beemster biddag godsdienstig werd gevierd. Een schat van aanteekeningen van zijn hand in het kerkeraadsarchief getuigt nog van zijn goeden wil en voortdurenden ijver bij het behartigen van de godsdienstige belangen dezer gemeente. | ||
[pagina 452]
| ||
Hij huwde in 1616 met de achttienjarige Trijntje Jans (ondertr. te Amsterdam 16 Juli). Portretten van H. Huysingius zijn niet bekend. Hij gaf in druk uit:
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 476. -Romein, Pred. Drenthe, blz. 5, 305. - Joosting en Knappert, K. Geschied. Drente, blz. 105. - J. Bouman, Bedijking, opkomst en bloei v.d. Beemster; voorafgeg. d.e. beschouwing v.d. vroeg. toest. v. N.-Holland. Purmerende. 1857, blz. 197, 230, 267. - Veeris en de Paauw, Pred. N.-Holl., blz. 107. - Nav. V (1855), blz. 99. - Astrea. 5e Jrg. (1855), blz. 58. - De Ned. Leeuw. 39e Jrg. (1921), k. 98. - Reitsma en v. Veen, Acta VIII (reg.) |
|