Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Johannes Huysinga]HUYSINGA (Huizinga) (Johannes), zoon uit het huwelijk van Herman (Jansz.) (van) HuysingaGa naar voetnoot1), bode op Groningen, Gelderland, Overijsel, O.-Friesland enz. en | |
[pagina 450]
| |
Catharina van Thol, werd gedoopt in de Groote kerk te 's-Gravenhage den 12en Juli 1645. Hij studeerde te Leiden (ingeschr. ald. 13 Sept. 1664). Praeparatoir geëxamineerd door de Classis Leiden en Neder-Rhynland in 1667, werd hij bevestigd als predikant te Nootdorp in de eerste helft van 1671. Vandaar vertrok hij naar Haarlem, waar hij den 14en Apr. 1680 bevestigd werd en den 28en Apr. 1702 overleed. Zijn Noodige Betrachtinge werd aangeprezen door J. d'Outrein, terwijl de herdrukken van zijn werken het bewijs leveren dat zij gaarne gelezen werden. Als afgevaardigde van de classis Delft in de Part. Z.-Hollandsche synode te Dordrecht 6-18 Juli 1676 werd hij aldaar benoemd als lid eener commissie, aan wie was opgedragen zich in verbinding te stellen met de Staten ten einde zwaarder straffen te verkrijgen op de toenemende ‘roepende sonden’. Hij was scriba van de N.-Hollandsche synode te Edam in Aug. 1691, waar hij Balth. Bekker ondervraagde, en voor die te Haarlem in 1699 hield hij de openingsrede (over Jes. LXII:6). Hij huwde te Nootdorp den 9en Sept. 1673 met Johanna van Diemen (overl. vóór 1677), en hertrouwde met een dochter van Mr. Johan de Wijs, Burgemeester van Schiedam. Zijn dochter Elisabeth (geb. 1685) was de echtgenoote van Prof. A. Driessen te Groningen. Afbeeldingen zijn van hem niet bekend. Van hem zag het licht: Verklaringe over de twaalf eerste Capittelen v.h. Euang. Na de beschrijvinge Matthaei, Waer in de meyninge des H. Geestes kortelijk wort vertoont, en ter Godzaligheydt aangedrongen; en inzonderlijck aengewesen, dat de Prophetien in den zelfden zin ter bevestiginge zyn bygebragt, in welke die eertijds zijn gesprooken; tot de overtuyginge der Jooden; en onderwysinge der Schriftuur-lievende Christenen. 's-Gravenh. 1679. 4o. (Univ. Bibl. Amst. en Bibl. Th. Sch. Kampen). - Schriftuurl. verkl. ov. het XIII Cap. des Ev. Matthei, en histor. Uytbreydinge, waer in vertoont wert, volgens den draat der Prophet. gelijkenissen Christi, en de gelykluydende Prophetien, den geheelen loop, en al het wedervaren v. Zyn Koningryke, gedur. de dagen des N. Test. Tot een nader verstant v. veele Prophetien, kennisse der Kerk-historien, en vertroostinge der geloovigen. 's-Grav. 1684. 8o (Bibl. Th. Sch. Kampen). - Schrifturelyke Verklar. ov.... Cap.... 14 tot.... 26 des Ev. n.d. Beschrijv. Matthei, waer in de zin Christi, en de Meyninge des H. Geystes kortelyk word vertoont, en ter Godzaligh. aangedrongen; en vele Prophetien en Passagien der H. Schriften worden verklaart. Ter onderwyzinge der Schriftuur-lievende Christenen; en ter overtuyginge der Joden. 's-Grav. 1688. 4o (Bibl. Th. Sch. Kampen). - Latere uitg. dezer verklar. v.h. Ev. v. Matth. in 3 dln. Amst. en Utr. 1739 4o. (Univ. Bibl. Amst.). Amst. 1742. 4o. - Kort Begrip van de Christelijke Waarheden, uyt zekere eerste en onwrikbare gronden uytgehaalt; ook Van de wegen Gods omtrent Zyn Kerke, v.d. beginne tot aen het eynde der eeuwen, Uyt Moses en de Propheten. Ter rechtveerdiginge v.d. Goddelijke Wijsheyt, en Euangelische Waarheyt. 's-Gravenh. 1682. 8o (Univ. Bibl. Amst.). Amst. 1689. 8o. (ibid.). - Noodige Betrachtinge voor een Godtsdienstige ziele, omtrent het gebruyken v. des Heeren H. Avondmaal, behelzende de Leere v.d. Kennisse en Belydenisse der Zonden, v.h. gelove in God, v.h. Verbond Gods en deszelfs Tekenen en Zegelen, en eyndelyk ook v.d. waere Dankbaerheit, waar agter gevoegt is het Formulier v.h. H. Avondmaal, alsmede eenige Psalmen, die gemeenlyk voor en na 't gebruyk der H. Verbondstekenen worden gezongen. Amst. 1691. 4o (Univ. Bibl. Amst.); 5o dr. | |
[pagina 451]
| |
1716. 8o.Ga naar voetnoot1) - Teekenen der tijden uit Mozes en de Profeten. 's-Gravenh. 1702. 8o.Ga naar voetnoot2). Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 476. - Veeris, Chronol. Eccles... N. Holl., blz. 29; Aanh., blz. 43. - Alb. Stud. L. Bat., k. 518. - Boekz. 1716b, 531; 1754b, 539; 1769b, 313; 1773b, 357, 749. - Soermans, Pred. Z.-Holl., blz. 44; Syn. Reg., blz. 31. - Knuttel, Acta, IV, V (reg.). - Dez., Balth. Bekker, blz. 276. - Mededeel. v.d. Heer W.M.C. Regt. |
|