Den 30en Nov. 1815 werd hij benoemd tot correspondeerend lid der Provinciale regeering voor de zaken der Hervormde Kerk in Ned.-O. en W.-Indië. Gedurende vele jaren was hij secretaris van het Prov. Kerkbestuur van Zeeland. Hij was Ridder in de Orde van den Ned. Leeuw.
Met zijn tweede echtgenoote bewoonde hij het huis ‘De Halve Maan’ op de Rouaansche kade te Middelburg. Des zomers hield hij verblijf op zijn buitenplaats ‘Veldzigt’ even buiten de stad aan den Vlissingschen weg.
Hij huwde 1o den 20en Mei 1806 met Anna Helena Gerardina van Citters, geb. te Suratte in Bengalen (overl. 1830), 2o met Johanna Adriana Maria Lambrechtsen, geb. te Vlissingen (overl. op ‘Veldzigt’ 1864).
Uit beide huwelijken werden kinderen geboren; een van die was Aarnout Marinus Snouck Hurgronje, geb. 11 Juni 1810, overl. 8 Mei 1864, bevorderd te Utrecht tot Theol. Dr. den 22en Juni 1837 na verdediging van een Specimen hermeneutico-Theol: De memborum concinnitate in Pauli ad Romanos epistola. Tr. ad. Rh. 1837. 8o. (Waarh. in Liefde. Jrg. 1838. III, blz. 1369). Hij was pred. resp. te Veere (1837), Middelburg (1844), en was evenals zijn vader bijzonder geëerd in de Zeeuwsche hoofdstad. (Van hem bestaat een portr. op 40jarigen leeftijd. Te halver lijve rechts v. voren, in gewone kleeding. Lith. d. J.P. Berghaus bij Trap te Leiden. Gr. fol. (vgl. v. Someren, Cat. v. Portr. II No 2667).
Een jongere zoon was Jacob Julianus Snouck Hurgronje, geb. 28 Sept. 1812, overl. 12 Sept. 1870. Hij promoveerde met den kap te Utrecht tot Theol. Dr. den 7en Juni 1830, na verdediging van een Specimen hermeneutico-theol. De parallelismo memborum in J. Christi dictis observando. Fr. ad. Rh. 1836. 8o (Godgel. Bijdr. over 1836, blz. 824-838). Hij was pred. resp. te Gapinge (1837), Colynsplaat (1840), Tholen (1844) en werd den 3en Mei 1849 ‘wegens trouwelooze verlating’ van zijn ambt door het Prov. Kerkbestuur van Zeeland van zijn bediening ontzet.
Van Dr. Adr. Is. Sn. Hurgronje bestaat een portret hem voorstellende in 1844. Te halver lijve, links en v. voren in gewone kleeding m. ridderorde. Lith. n. Richter door J.P. Berghaus. 1850 gr. fol. (Vgl. v. Someren, Cat. v. Portr. II, No 2666). Ook in de Zelandia illustrata (I, blz. 292) komt van hem een portret voor, teekening in kleuren.
Van A.I. Snouck Hurgronje zag het licht:
Diss. inaugur. de praecipuis vaticiniis V.T. quibus effusio Spiritus S. diebus Messiae exspectandi praenuntietur. Traj. ad Rh. 1804. 8o. (Univ. Bibl. Utr.). - Godsd. Opwekking aan de Nederd. Herv. Gem. te Middelburg, bij het openen der Nieuwe Haven op den 9den Aug. 1817, uitgespr. op Zond. den 16en d.a.v., des voorm. in de Nieuwe Kerk, (opgedr. aan Z.M. den Koning). Middelb. 1817. 8o (Boekz. 1818a, 693-695). - Tweetal leerred. Middelb. 1845. 8o. - Nagelaten Leerredenen. Middelb. 1849. 8o (uitgeg. na zijn overlijden door zijn zoon Dr. A.M. Sn. Hurgronje).
Litteratuur: Levensbeschrijving door hemzelf opgesteld, en uitgegeven door zijn oudsten achterkleinzoon Iz. C.L.M. Lambrechtsen, Heer van Ritthem, in 20 ex. (niet in den handel); een dezer ex. bevindt zich in het fam. archief. Toespr. aan zijn nagedachtenis gewijd, door den voorzitter van het Zeeuwsch Genootsch. Prof. B. de Jonge uitgespr. in de Jaarvergad. v. dit Genootsch. na zijn verscheiden en opgenomen in de notulen). - Hs. Borger. - Nagtglas, Levensber. blz. 431-435. - Jhr. A.W.J. Snouck Hurgronje, Geneal. der fam. Sn. Hurgronje (niet in den handel)