[Johannes Hulsius]
HULSIUS (Johannes), zoon van Ant. Hulsius, jongere broeder van Paulus Hulsius (zie vor. art.), werd geboren te Breda en den 7en Febr. 1674 ingeschreven als student te Leiden. Aldaar werd hij den 4en Febr. 1678 bevorderd tot Theol. Doctor na verdediging van een proefschrift (zie titel hieronder). Den 28en Apr. d.a.v. ‘stante Classe geëxamineerd wegens den nood der Kerken’ en aanstonds daarop ter bevestiging aangewezen, volgde hij den 15en Mei d.a.v. zijn broeder Paulus op als predikant van Aardenburg. In Apr. 1681 vertrok hij vandaar naar Oost-Souburg, en deed den 15en Aug. 1688 intrede te Middelburg, waar hij in Juli 1695 overleed (begraven 22 Juli). Evenals zijn Middelburgsche ambtgenooten Fruytier en Schorer trad hij op tegen de Spinozistische gevoelens der Hattemisten.
Hij was de vader van Joh. Hulsius, die, na te Groningen gestudeerd te hebben onder zijn oom Paulus en proponent te zijn geworden bij de cl. Groningen predikant is geweest te 's-Heer-Hendrikskinderen en Wissekerke (1711), Bee-(Bigge)-kerke (1718) Tholen (1722), Groningen (1725), emer. 1767, en op 80jarigen leeftijd den 31en Dec. 1770 overleed. Hij fungeerde in verschillende Prov. Groningsche synoden als praeses of assessor, o.a. in die van Mei 1741 te Appingedam, waar Prof. Dan. Gerdes van Groningen een uitgebreid vertoog voorlas tegen de predikatiën van Ds. Joh. Stinstra. (Sepp, Stinstra, I, blz. 256).
Portretten worden van geen dezer beide Hulsiussen vermeld.
Van Joh. Hulsius den vader zag het licht:
Disputatio Theol. inaug. de labe originali, quam .... ex auctor. Magn. D. Rect. D. Stephani le Moyne .... pro gradu doctoratus Summisque in Theologia Honoribus et privil .... capiendis .... publ. examini subjicit .... L.B. MDCLXXVIII. 4o. (Univ. Bibl. Leid.). - Lykpredicatie op Ds. Sigerus Crab, over Jes. LVII vs. 1. Middelb.