[Henricus Joannes de Haan Hugenholtz]
HUGENHOLTZ (Henricus Joannes de Haan) werd geboren te Rijswijk (Z.-H.) den 4en Nov. 1812, uit het huwelijk van Ds. Isaäc Theodorus de Haan Hugenholtz (overl. als pred. te Rijswijk (Z.-H.) 1812) en Maria Johanna Visch. Hij was een kleinzoon van Ds. Henricus de Haan Hugenholtz (zie vor. art.) Hij studeerde aan het Athenaeum te Amsterdam over de jaren 1827/1831, maar liet zich ook aan de Leidsche Academie inschrijven den 20en Juni 1828. In Mei 1834 toegelaten tot de Ev. bediening door het Prov. Kerkbestuur van N.-Holland en den 10en Nov. d.a.v. te Leiden bevorderd tot Theol. Doctor op het hieronder vermeld proefschrift, werd hij den 11en Oct. 1835 bevestigd te Ophemert en Zennewijnen door zijn oom Ds. Henr. de Haan Hugenholtz, pred. te Elburg (m. 1 Cor. IV:1a; intr. m. 2 Cor. V:8c). Hij nam den 28en Aug. 1842 afscheid van zijn eerste gemeente (m. 2 Cor. XIII:9b) en werd den 11en Sept. d.a.v. bevestigd te Hillegom door Ds. G. Waller, pred. te Middelburg (m. Fil. II:29; intr. m. Rom. I:16md). Wegens verkregen eervol emeritaat preekte hij den 16en Mei 1858 afscheid (m. Hebr. XIII:20, 21). Hij overleed te Haarlem den 24en Juni 1874.
Den 4en Juli 1852 hield hij bij het in gebruik nemen van de gedeeltelijk vernieuwde kerk te Hillegom (waarin een gaanderij met 150 zitplaatsen was gebouwd) een gelegenheidspreek (t: Ps. LXXXIV:2-5).
Hij huwde te IJsselstein den 25en Sept. 1835 met Anthonia Elisabeth Waller, geb. te Amsterdam 23 Juni 1811, overl. te Hillegom 24 Febr. 1850.
Van hem bestaat een portret, borstb. links. Silhouet, uitgeg. bij wed. Barbiers te Zwolle. 8o (v. Someren, Cat. v. Portr. No 2648).
Door hem zijn geen geschriften gepubliceerd, behalve zijn dissertatie, getiteld: Disput. Theol. Inaug. exhibens interpretationem dictorum Jesu, Joannis C.XIV et XVI, quibus se ad discipulos rediturum eosque revisurum esse promittit. L.B. 1834. 8o.
Litteratuur: Hs. Borger. - Alb. Stud. Ath. Amst., blz. 58. - Id. L. Bat., k. 1279. - Ned. Patriciaat. XIV (1924), blz. 153. - Vorsterman v. Oyen, Stamen Wapenboek. II, blz. 108; III, blz. 318.