[Henricus de Haan Hugenholtz]
HUGENHOLTZ (Henricus de Haan), jongste der twee zoons van Ds. Petr. Am. Corn. Hugenholtz (zie art. i.v.), werd geboren te IJsselstein den 12en Mei 1758. Hij vertrok vandaar in 1774 naar Utrecht, waar hij de Hoogeschool bezocht (zijn naam komt echter in het Alb. Stud. niet voor). Den 5en Sept. 1780 met goed gevolg praeparatoir geëxamineerd door de Classis van Buren, en den 6en Maart 1781 peremptoir door die van Utrecht, werd hij den 8en Apr. d a.v. bevestigd te Jutphaas door zijn vader (m. Joh. XV:9, 10; intr. m. 2 Cor. V:20). Hier preekte hij afscheid den 3en Nov. 1782, om te vertrekken naar Kampen, waar zijn bevestiging den 1en Dec. geschiedde door Ds. J.J. v. Doorne, pred. ald. (m. 2 Cor. IV:1, 2; intr. m. Mt. XXVIII:18b-20). Vandaar ging hij naar Nijmegen, waar Ds. W.L. Krieger, pred. ald. hem den 5en Dec. 1784 bevestigde (m. 2 Tim. I:14; intr. m. Fil. IV:13; afsch. te Kampen 14 Nov. m. Openb. XXII:12, 13). Zijn vierde en laatste gemeente was Amsterdam; hier had zijn bevestiging plaats den 13en Maart 1791 door Ds. S.J. v.d. Wijnpersse, pred. ald. (m. Joh. XII:26a; intr. 16 Mrt. m. Joh. XIII:15-17; afsch. te Nijmegen 27 Febr. 1791 m. Jac. I:22-25).
Hij behoorde tot de vijftien predikanten te Amsterdam, die in het zesde jaar van zijn verblijf aldaar weigerden den eed van burgertrouw af te leggen, door de volksrepresentanten in Holland van hem gevorderd, en dientengevolge werden afgezet. In zijn herdenkingspreek van 1816 memoreerde hij dit tijdperk van ambteloosheid, dat zeven en een half jaar duurde. Over wat hij destijds ondervond, wilde hij liefst het stilzwijgen bewaren. In Juli 1797 sloeg hij een beroep naar Grave af, en werd een op hem uitgebracht beroep naar Werkhoven door het Comité van Algemeen Welzijn niet goedgekeurd.
Den 17en Maart 1816 herdacht hij zijn 25jarige bediening in de hoofdstad. Hij overleed aldaar den 23en Febr. 1824.
Den 6en Sept. 1782 huwde hij te IJsselstein met Elberta Elisabeth ter Bruggen,