Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4

[Petrus Hermannus Hugenholtz]

HUGENHOLTZ (Petrus Hermannus) werd geboren te Schüttorff (Bentheim) den 7^en Dec. 1728 als jongste der twee zonen uit het huwelijk van Ds. Friedr. Wilhelm Hugenholtz, pred. ald.¹⁾ en Elisabeth Stühlen. Hij werd ingeschreven als student te Groningen den 29^en Sept. 1744. Toegelaten tot de Ev. bediening door de Classis Groningen den 15^en Apr. 1749, zag hij zijn beroeping naar Hoogblokland in Febr. 1752 geïmprobeerd. In Juli van ditzelfde jaar beroepen te Hellevoetsluis, werd hij ald. den 1^en Jan. 1753 bevestigd door Ds. P. Boerma, pred. te Brielsch-Nieuwland (m. Ps. XC:16, 17; intr. m. Joh. XXI:15). Vandaar vertrok hij naar Zutphen, waar hij den 8^en Oct. 1758 bevestigd werd door Ds. J. Wolterbeek, pred. ald. (m. Lc. XIV:23; intr. m. Ps. CXLIII:10; afsch. te Hellevoetsluis 17 Sept. m. 2. Cor. XIII:12). Hij bedankte voor een beroeping naar Gouda in Apr. 1764, maar preekte den 20^en Juli 1766 afscheid te Zutphen (m. 2 Thess. I:11, 12), waarop hij den 3^en Aug. werd bevestigd te Delft door Ds. J. Bertling, pred. ald. (m. Jes. XL:9; intr. m. Lc. IV:17-19). Van hieruit bedankte hij voor een nominatie te Utrecht. Hij herdacht den 7^en Aug. 1791 zijn 25-jarigen dienst te Delft (m. 2 Sam. VII:18) en verkreeg met ingang van 30 Dec. 1805 zijn eervol emeritaat. Hij overleed te Delft den 24^en Febr. 1811.

1) Deze was de oudste der beide zonen uit het huwelijk van Petr. Herm. Hugenholtz, praeceptor der Latijnsche School te Wetter (Graafsch. Mark) en Anna Maria Alberhausen. Het geslacht Hugenholtz vindt men beschreven in Ned. Patriciaat. 14e Jrg. (1924), blz. 141-145 en in Vorsterman v. Oyen, Stam- en Wapenb. II. 107.

[p. 383]

Hij was zeer kundig in kerkelijke zaken en behoorde tot het viertal, waaraan toevertrouwd was de bewerking van een Aanhangsel op het eerste en tweede deel van het Kerkelijk Plakaatboek, behelzende de plakaaten, ordonnantiën ende resolutiën over de kerkelijke zaken, bijeengebracht door Nic. Wiltens. Dit aanhangsel was opgenomen in het 3^e deel (1792). Dezelfde vier bezorgden ook de uitgave van het 4^e deel (1793), bevattende de resolutiën van 1735 tot 1760, en van het 5^e deel (1807).

P.H. Hugenholtz fungeerde als assessor der Z.-Hollandsche synode te Schoonhoven, den 7^en Juli 1778 en volgende dagen, en opende den 5^en Juli 1785 met een ‘zeer gepaste voortreffelijke leerrede’ (t: Ps. CXLVI:10) die te Dordrecht.

Hij was gehuwd 1^o in Sept. 1757 met Maria Broers, geb. te Amsterdam overl. te Delft 3 Aug. 1773, zuster van Ds. Petr. Broers, zie dl. I, blz. 632, 2^o te Maarssen in Sept. 1776 met Alida de Jong, begr. te Delft 31 Mei 1694. Een zoon uit het eerste huwelijk was Ds. Petr. Hugenholtz, resp. pred. te Amerongen, Zoetermeer, Vlissingen, Utrecht, die de vader was van Ds. Petr. Herm. Hugenholtz (zie volgend art.).

Van hem bestaat een portret op 65jarigen leeftijd, borstb. v. voren. In ovaal zonder rand. Met 3 reg. Holl. onderschr. Naar H. Lapis door J. Snoek 1794, m. adr. v. J. de Groot Pz. te Delft. 8^o (v. Someren, Cat. v. Portr. II N^o 2647).

Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 136.¹⁾ - Hs. Borger. - Alb Stud. Gron., k. 198. - Id. L. Bat., k. 1039. - Levensberigt v. J.W. te Water, blz. 105. - Sepp, Bibl. Kerkgesch., blz. 305. - Boekz. 1811a, 291, 292.

1) Ten onrechte schrijft v.d. Aa aan P.H. Hugenholtz toe de bekroonde beantwoording der prijsvraag van Teylers Genootschap over den staat van het Christendom bij de opkomst van Mahomed. Deze verhandeling was van P.A.C. Hugenholtz (zie i.v.) Dezelfde vergissing begaat v.d. Aa ten opzichte van de verklaring over de proph tie v. Jona en die van den XXV psalm.