Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Petrus Arnoldus Conradus Hugenholtz]HUGENHOLTZ (Petrus Arnoldus Conradus)Ga naar voetnoot1) werd geboren te Bentheim in 1724 uit het huwelijk van Petr. Conradus Hugenholtz, pred. ald. (jongste der twee zoons van Petr. Bern. Hugenholtz, praeceptor der Latijnsche School te Wetter (Graafsch. Mark) en Catharina Visch. Hij verloor in zijn eerste levensjaren zijn beide ouders kort na elkander door den dood. Den 8en Sept. 1741 werd hij ingeschreven als student te Groningen en den 23en Juni 1744 bevorderd tot proponent door de Classis Appingadam. Benoemd tot hulpprediker van Ds. J. Hooykaas te IJsselstein, die tengevolge van voortdurende lichaamszwakte zijn ambtswerk niet kon waarnemen, werd hij als zoodanig bevestigd den 8en Dec. 1748 door Ds. M. Mentes, pred. te Benschop (m. Hebr. XIII:17; intr. m. 1 Thess. II:8), waarna hij den 19en d.a.v. in een extra-ordinaire classis peremptoir werd geëxamineerd. Na het overlijden van | |
[pagina 382]
| |
Ds. J. Hooykaas den 3en Aug. 1751, trad hij op als gewoon predikant van IJsselstein, waar hij den 26en Jan. 1797 na ruim 48jarigen dienst overleed aan verval van krachten. Als predikant zijner gemeente zeer geliefd, was hij bovendien een man van studie, zooals blijkt uit zijn geschriften en uit de bekroning met den derden zilveren eereprijs, die hem te beurt viel voor zijn beantwoording van een prijsvraag, uitgeschreven door Teylers' Godgeleerd Genootschap. Hij hield voor de Z.-Hollandsche synode te Schoonhoven den 6en Juli 1756 de openingsrede (t: 2 Kron. XXIX:4, 5). Hij huwde in 1751 te IJsselstein met Elisabeth Catharina Hooykaas, dochter van Ds. J. Hooykaas, pred. ald. Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren, van wie de jongste Henr. de Haan Hugenholtz was (zie art. i.v.) Portretten zijn van Ds. P.A.C. Hugenholtz niet bekend. Van hem zag het licht: De Profeet Jona verklaart en toegepast. Utr. 1777. 8o. - De XXV. Psalm verklaard en toegepast. Utr. 1784. 8o. - Verhand. t. beantw. der Vraage: Hoedanig was de staat der Christenheid, vooral in de Oostersche Kerk, ten tijde der opkomste v.d. zoogen. Propheet Mohammed, en heeft dezelve niet zeer veel toegebragt, tot de aanvanglijke verspreiding zijner leere? in: Verhand. raakende den Nat. en Geop. Godsd. Uitgeg. d. Teyler's Godg. Gen. V Dl. 1785, blz. 209-237. - Leerreden ov. II Sam. 20:19, het eerste lid. Op den 23sten v. Louwmaand 1785. Uitgespr. n. aanl. v.d. herstelling der Schutterij te IJsselstein. Schoonhoven. MDCCLXXXV. 8o (Knuttel, Cat. Pamfl., V, No 21034). Litteratuur: Hs. Borger. - Alb. Stud. Gron., k. 193. - Boekz. 1785a,609-619; 1797a, 216. - Arch. K.G., inz. v. Ned. V (1834), blz. 295, 296n. |
|