catechismus, dat ten doel had, heilbegeerigen den weg te wijzen in het onderzoek van hun geweten, om hun zonden voor God te kunnen biechten. Hierin was een ‘register der zonden tegen de wet Gods’ opgenomen. Zeker is dit een verdienstelijk geschrift geweest, want in 1645 was daarvan geen exemplaar meer te krijgen en niemand minder dan Voetius voelde zich geroepen, een nieuwen druk te bezorgen, die in laatstgenoemd jaar uitkwam. Hierin liet hij Van Houten's ‘Register’ in zijn geheel, ‘sonder bijna een woort daer in te veranderen’; alleen had hij door een ‘godtsaligh ende geleert’ proponent dat register laten vergelijken met twee andere: het ééne, voorkomend in een werk van den Engelschman Nic. Biefield over de gronden der zaligheid (in 1619 in 't Hollandsch vertaald) en het andere, vervat in Willem Teellinck's ‘treffelijk tractaet, genaemt Nootwendigh Vertoogh’ (1627). Bovendien voegde Voetius zelf ‘eenighe casus ofte voorvallende sonde van onsen tijt, tegen het seste gebodt’ eraan toe. Reeds had Van Houten 39 gevallen van overtreding van dit gebod opgegeven, zes kwamen erbij uit het ‘Register’ van Biefield, terwijl zij nu nog met vier van Voetius vermeerderd werden; deze laatste kan men vinden bij Duker. Voetius, III, Bijl., blz. XI, XII. De titel, dien Voetius aan zijn omwerking gaf, luidde: Biegt-boecxken der Christenen. Dat is: een register vande sonden tegen de wet Gods, seer bequaem om tot kennisse zijner sonden te komen. Eertijts t'samen gestelt door Josias van Houten, in sijn leven bedienaer des h. euangeliums tot Renisse, ende daer na tot Ziericzee. Ende nu van nieuws uyt-ghegeven, oversien ende vermeerdert door G. Voetius (1645).
Het werk vond blijkbaar veel aftrek. In 1649 verscheen te Utrecht een druk ‘voor de vierde reyse overzien en vermeerdert’, terwijl het in 1660 nogeens aldaar het licht zag met de toevoeging: ‘Den laetsten druck, vermeerdert met de uytghedruckte Schriftuur-plaetsen’. Hetzelfde werk is in 1768 te Utrecht en Amsterdam opnieuw uitgegeven als: De boetvaardige Christen, in zijne eenzaame binnenkamer enz. door Josias van Houten... uitgegeven, overzien en vermeerderd door G. Voetius, met bijvoeging: ‘de derde druk’. Men zou hieruit afleiden, dat reeds twee drukken onder dezen nieuwen titel verschenen waren, maar zeker is dit niet, want tusschentijds had het nog een nieuwe uitgave beleefd, wederom onder een anderen titel. Op verzoek van den drukker toch, heeft Jac. Koelman in 1689 Van Houten's werk uitgegeven, waaraan hij den titel gaf: Spiegel der Wet, aan de gewetens voorgehouden ter ontdekking der zonden tegen de Tien Geboden. Nu laatst veel verbeterd en vermeerderd; ook hiervan verscheen nog een herdruk z.j., maar in de laatste helft der vorige eeuw bij Donner te Leiden uitgekomen. Koelman voegde nog ‘eene korte aanwijzing van de voornaamste verzwaringen der zonde’ aan het oorspronkelijke toe. Over den geest en inhoud van het werkje is een en ander te vinden bij Krull, Jac. Koelman, 276 278.
Behalve het voorgaande werkje heeft Josias van Houten een geschrift uitgegeven, dat De Christelycke Land-man moet getiteld zijn en in 1620 uitkwam, daar Adriaan Hoffer, burgemeester van Zierikzee en rentmeester-generaal be-Ooster-Schelde een gedicht heeft vervaardigd: ‘Op den Christelijcken Land-man D. Josiae van den Houte, bedienaer des Goddelijcken Woords tot Rennisse, uytgegeven anno 1620’ (Nederduytsche Poëmata, Amst. 1635, blz. 92). In de classicale vergadering van 18 Februari 1619 deelt Van Houten dan ook mede, dat hij in den vorigen oogsttijd heeft gepredikt over het ambt van den Christelijken landman en men hem heeft