Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Frederik van Houten]HOUTEN (Frederik van) is den 11en Januari 1662 te Hoorn geboren en den volgenden dag aldaar gedoopt; in het doopboek worden Frederick Zegersen - alsdan reeds overleden - en Neeltie Jacobs Beeck als ouders genoemd. Onjuist is dus de mededeeling bij V.d. Aa, Romein en Nagtglas, dat deze Frederik van Houten een zoon zou zijn van Antonius van H., eerst predikant te Zwammerdam, daarna te Gouda († 1685) en een broeder zou wezen van Cornelis v. H., hoogleeraar in de wijsbegeerte en wiskunde te Harderwijk († 1734) en van Antonius v. H., predikant te Ouderkerk a/d Amstel († 1718). Van Houten liet zich op 13 Januari 1682 te Leiden als student in de medicijnen inschrijven, en in 1686 te Utrecht, waar echter niet de faculteit wordt vermeld, waarin hij studeerde. Misschien is deze wel de theologische geweest, want, hoewel hij in 1688 nog eens als medicus te Leiden staat ingeschreven, treffen wij later Van Houten te Emden aan in de dubbele betrekking van doctor in de medicijnen en avondprediker in de Franciscaner kerk. Als zoodanig ontving hij in 1697 een beroep naar Oudega, Nijega en Opeinde, werd bij deze gelegenheid als candidaat beschouwd en verkreeg den 5en Juli 1697 goedkeuring op dat beroep. Spoedig daarna bevestigd, diende hij deze gemeente, tot hij op 4 Juli 1701 gedimitteerd werd en naar de Kaag (classis Leiden) vertrok, dat hem als predikant begeerde. Na ruim één jaar hier werkzaam te zijn geweest, volgde hij een beroep op, dat Middelburg den 6en Augustus 1702 op hem had uitgebracht; hij werd er den 3en December d.a.v. bevestigd en arbeidde aldaar tot zijn overlijden op 2 April 1711. Eén week later is hij in de Nieuwe kerk te Middelburg begraven. Zijn ambtgenoot en vriend | |
[pagina 331]
| |
P. Immens hield op hem een lijkrede over Openb. 14:13, die het licht zag onder den titel: De zaligheid der dooden (Dordr. 1712). Ofschoon Van Houten bij zijn leven waarschijnlijk geen geschriften had uitgegevenGa naar voetnoot1), was hij ‘bijna bij alle Godtvrugtigen, door gantsch Nederlant zodanig bekent, vermaert, geagt, en bemint geweest wegens zijn geestelijk verstant, tedere Godtsvrugt, heiligen en hemelschen wandel en zijn algemene liefdragentheit in de oeffening van de gemeenschap der Heiligen’, dat men spoedig na zijn overlijden eenige leerredenen van hem uitgaf, die door andere werken gevolgd werden. Daaruit blijkt, dat Van Houten tot de ‘ernstige Coccejanen’ behoorde, bevindelijk preekte evenals de geestelijke vader zijner richting, D. Flud van Giffen, maar ook mystiek als Lodenstein en a Brakel. Hoe vreemd hij echter in zijn toepassingen kon te werk gaan, soms volkomen buiten den tekst om, toont Hartog aan in de ontleding van v. H.'s preek over Ps. 68:19 (Predikk., 146-148). Veel invloed heeft hij geoefend op Jaques Hanapier, die onder zijn leiding stond, eerst te de Kaag en later te Middelburg, en van de Roomsche tot de Gereformeerde kerk overging (zie boven, dl. III, blz. 496). Achtereenvolgens verschenen de volgende werken van Van Houten in druk: Geestelijk houwelijks verzoek van Vorst Messias aan de Kerke. Waarbij, neevens twee uytgezogte brieven, nog gevoegt zijn verscheydene uytgezogte aanteekeningen enz. (Middelb. 1712; 3e dr. Amst. 1715; 4e dr. ald., 1739; 5e dr. ald., 1749). Hierin zijn een drietal predikatiën opgenomen. - Gheestelijke gedichten en gezangen, in verscheyde gelegentheden des tijds en gemoedsgestaltenis zaamengestelt, opgezongen door F. v. H. en andere godvrugtige zangers (Amst. 1715; 2e dr. ald., 1733; 3e dr. ald., 1745). Nagtglas deelt mede, dat v. H. zijn kerkelijke begrippen berijmde en bij een ernstige ziekte verschillende gedichten uit zijn mond door zijn schoonzoon Hanapier zijn opgeteekend; deze zijn in genoemden bundel opgenomen. - Het weergaloos groot goedt, weggelegt voor de genen, die den Heer vrezen, en de gelukzaligheit van des Heren uitverkoren Bondtvolk, over Ps. 31:20 en 33:12. Nevens 16 Predikaetsien over verscheide uitgezogte texten... Waer bij gevoegt is Schets der Heerlijkheit met opzigte op Rom. 8:18 door een liefhebber der Digtkunst, opgedragen aan D. Mart. Bosschaert (Dordr. 1725). Misschien zijn genoemde 16 Predikaetsien reeds afzonderlijk aldaar in 1724 uitgegeven. Ruim een eeuw later zijn een tweetal dezer preeken afzonderlijk herdrukt, nl. De gekruiste Christus, den Joden eene ergernis en den Grieken eene dwaasheid. Leerrede over 1 Cor. 1:23 (Utr. 1837) en Christus' zegepraal over dood en graf (Amst. 1837). - Ordre en regel van eens Christens leven gericht naar het voorbeeldt der gezonde woorden en naar de leer, die naar de godzaligheidt is, tot een lampe voor onsen padt enz. Hier is bygevoegd: Plichten van een Christen onder des Heeren bezoekinge en onder een dorre bedieninge (Dordr. 1725). Een gedeeltelijke herdruk verscheen te Leeuwarden in 1836, nu getiteld: Verscheidene betamelijke pligten, gelyk van een iegelijk Christen, zoo bijzonder van een leeraar, onder des Heeren bezoeking. Verscheidene redenen, waarom een Christen geen vrijheid heeft, om onder eene dorre bediening zich de openbare godsdienst te onttrekken. Hierbij | |
[pagina 332]
| |
staat: ‘Uit het Engelsch vertaald’. - De zielverquickende raad voor een verlegen zondaar, hem opleidende na den Weg des Leevens ... in vijf .. predikatiën. Benevens nog twee godvruchtige en ernstige brieven. Alsmede eenige gedichten van en op den autheur (Amst. 1725; 2e dr. ald., 1749; 3e en 4e dr., Utr. 1764 en 1773). - Ook wordt nog vermeld: Eene nedergebogene en met God worstelende ziel in het geloof weder opgericht, dat mogelijk een herdruk is van een preek, in één der bovengenoemde bundels opgenomen. V.d. Aa voegt hieraan toe: Biegt der Christenen, dat echter door Josias van Houten (zie beneden) is geschreven, en een Lijkpredikatie, die insgelijks ten onrechte aan Frederik v. Houten wordt toegekend, maar de lijkpredikatie is, door Immens op hem gehouden. Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Frederiks en v.d. Branden, Biogr. Wdb., 374. - Nagtglas, Levensber., I, 424. - Los, W. a Brakel, 161. - Hartog, Gesch. Predikk., 146-148. - Romein, Pred. Friesl., 152, 153. - Ypey, Chr. Kerk 18e e., VIII, 344, 345. - Alb. Stud. L.B., 650, 696. - Alb. Stud. Rh. Traj., 82. - Cat. Letterk., I, 260. - Boekz., 1728a, 75-83. - Voor de biographie dank ik verschillende gegevens aan den Heer W.M.C. Regt. |
|