Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Herman van der Horst]HORST (Herman van der) werd geboren te Jutphaas den 16en Aug. 1692 uit het huwelijk van Hendricus v.d. Horst, schepen van ‘'t Nedereynt’ en diaken ald. en Mechelt v. Oostrum. Na de Latijnsche School te Utrecht te hebben doorloopen, werd hij in 1712 ingeschreven als student aldaar. Den 10en Maart 1717 door de Classis van Utrecht toegelaten als proponent, werd hij in Dec. d.a.v. door Directeuren van den Levantschen Handel te Amsterdam aangesteld tot predikant bij de Hollandsche gemeente te Smyrna, en den 17en van die maand door de Classis peremptoir geëxamineerd en tevens met oplegging der handen in zijn ambt bevestigd. Den 15en Jan. 1718 vertrok hij per schip van Texel naar Smyrna; van dezen tocht, evenals van later door hem gemaakte reizen geven zijn reisjournalenGa naar voetnoot1) zeer interes- | |
[pagina 313]
| |
sante verslagen. Den 6en Apr. zette hij te Smyrna den voet aan wal, en werd hij volgens gebruik door den voltalligen kerkeraad van de reede afgehaald. Den 13en d.a.v. ald. bevestigd door zijn voorganger Ds. Th. van der Vecht, die bij deze gelegenheid tevens zijn afscheidsrede hield (t. Pred. XII:13), sprak hij den 17en Apr. zijn intreepreek uit (t. Rom. I:15, 16). Den 13en Febr. 1727 deed hij mededeeling van een door hem ontvangen beroeping naar zijn geboorteplaats Jutphaas, en verzocht hij tot algemeene droefheid zijn ontslag, dat hem verleend werd. Den 9en Maart 1727 hield hij zijn afscheidspreek (t. 1 Petr. V:10, 11). Gerepatrieerd werd hij den 20en Juli d.a.v. bevestigd te Jutphaas door Joh. Sybring v. Hermkhuysen, pred. te Utrecht (m. Zach. VI:15a; intr. m. Hebr. XIII:18). Nog in datzelfde jaar vertrok hij naar Schoonhoven, waar zijn bevestiging plaats had den 16en Nov. d.a.v. door Ds. M. Colonius, pred. ald. (m. Hebr. XIII:17; intr. m. Col. I:25; afsch. te Jutphaas 9 Nov. m. 2 Petr. I:5-7). Wegens toenemende verzwakking van lichaam en geheugen werd hij van 1760 af bij zijn arbeid terzijde gestaan door een proponent. Nog zeer plotseling overleed hij te Schoonhoven den 7en Sept. 1765. Hij was een zeer geleerd man, met vele talenten begaafd. Den 10en Juli 1718 hield hij te Smyrna een gedachtenisrede naar aanleiding van de aardbeving, die op 10 Juli 1688 daar groote verwoesting had aangerichtGa naar voetnoot1); hij herhaalde dit ook in volgende jaren. Den 20en Dec. 1718 werd op zijn voorstel door den kerkeraad te Smyrna besloten een zegel voor de gemeente ald. te doen vervaardigen, zooals ook bij andere gemeenten gebruik was. Ontwerp en uitvoering werden aan hem overgelaten. Den 21en Maart 1719 hield hij met toestemming van den Nederlandschen consul D.J. baron de Hochepied, een Latijnsche predikatie ‘op verzoek van eenige Roomsche Papen’, die als onderwerp hadden aangegeven Mt. X vs. 16. Van den kerkeraad te Smyrna ontving hij de opdracht een nieuw boek samen te stellen betreffende de ontzettende aardbeving, waarvan boven sprake was, omdat in de oude boeken daaromtrent alles door elkander was aangeteekend; bij deze aanteekeningen, werden de Acta Synedrii en de Doop-, Lidmaten-, Trouw- en Doodenlijsten door hem onder verschillende hoofden gebracht. Het handschrift van v.d. HorstGa naar voetnoot2) draagt tot titel: Kerkelyke Aanteekeningen rakende de Ned. Geref. Gemeente in Smyrna; Zoo als dezelve in verscheyde tyden zyn gehouden en in twee onderscheyde boeken geschreven; doch naderhand, volgens Resolutie des E. Kerkeraads van 17 Juny 1712, alle by een verzameld, overgezien en op sommige plaatzen, daar yets ontbrak, aangevuld, in dit Boek overgeschreven met de vorige boeken gecollationeerd en met Registers voorzien, door Ds. Herman van der Horst, V.D.M. in Eccles. Reform. Belgica in Smyrna. Anno post nat. Redemptorem 1720. Hij huwde 1o den 26en Apr. 1722 te Smyrna met Clara Catharina Echberts, geb. ald., dochter van Signore Wiert Echberts en Maria Fortnery. Bij haar overlijden (12 Aug. 1733) liet zij hem na behalve drie dochters, van wie twee later in O.-Indië | |
[pagina 314]
| |
gestorven zijn, een zoon, pred. te Maartensdijk (1750), bij aankomst te Batavia als O.-Indisch predikant overleden (1756); 2o den 30en Dec. 1733 te Schoonhoven met Hermyna Garda Vos, geb. te Amsterdam, die hem overleefde. Uit dit huwelijk werden acht kinderen geboren waarvan een zoon vroegtijdig overleed. Van Herm. v.d. Horst bestaat een geschilderd portret in ambtsgewaad a. 1717, waarvan men de beschrijving vindt: Maandbl. ‘De Ned. Leeuw’ XLIIIe Jrg. (1925), k. 63, 128. Van hem verscheen in druk: De Zaelige Uitkomste v.d. stervende in den Heere, op het Afsterven v.d. Wel. Ed. Agtb. Heere Dan. Jan de Hochepied, Baron en Magnaet v.h. Koningryke Hungarien; van wegen haere Hoog Mog. Heeren Staeten Gener. der Vereen. Nederl., Consul in Anatolië, Metelino ende Scio, Residerend in Smyrna, ald. overleden den 10 Nov. in 't jaer 1723, uit Openb. XIV:13, den 14 derzelver maent voorgestelt en toegepast. Utr. 1724. 4o. Ook gaf hij de volgende vertalingen van zijn hand uit: Joseph Caryl, Dien. des H. Ev. te Lincolns Inn, Verklaaring v.h. Boek Jobs. Waar in het Redenbeleidt aangewezen, de spreekwyzen en zaken in kracht verklaart, doorgaans met Aanmerkingen verrykt, en ter beoeffeninge v. Godtzaligheit aangedrongen worden. Utr. 1740. 4o. I dl. (Uit het Engelsch). (Vgl. Boekz. 1777b, 182, 183). - Johan Owen, Th. Dr., De Lere van de H. Drieeenheit, als mede v.d. Persoon en voldoeninge v. Christus, verklaart en verdedigt, geschikt naar het begrip en tot gebruik v. zulken, die in Gevaar zyn v. Verleidinge, en tot Bevestiginge der Waarheid. Naar de zevende uitg. uit het Eng. in het Nederd. vert. En met eene Voorrede versiert door den Heer Jacob de la Faye, Dr. der H. Godgel., en Dien. des Godd. Woordts der Eng. Gem. te Utrecht. Utr. 1746. 8o. - Predikaatsie over Richt II:7 uitgespr. in de Bissch. Hoofdkerk v. Salisbury, den 6 Oct. 1745 by geleg. v.d. Rebellie in Schotlandt, door den Hoog Eerw. Here Thomas Lard, Bissch. v. Salisbury; op verzoek v.d. Major en de Gemeente in druk uitgeg. Uit het Eng. vert. Waar by gevoegt is ene Verantwoording ten behoeve der Protestanten, onderdanen v. Zyne Allerchristel. Maiest., ter geleg. der Vergaderingen, die zy in verscheide Landschappen oprigten, tot het houden der openb. Oeffeningen v. hunnen Godtsdienst. 's-Gravenh. 1746. 4o. In de Boekz. 1750b, 766, 767, komt een dichterlijk grafschrift van hem voor: Flaauwe Afschetzinge v.d. Wel Eerw. Heer Jan Kist, In zyn leven waerdig Dien. des Euang. in de Stede Nieuwpoort. Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 396. - N.C. Kist, Kerkel. Aanteekeningen rakende de Nederl. Geref. Gem. te Smirna, in: Ned. Arch. v. K.G. VII (1847), blz. 168-176. - v. Alphen, Kerk. Handb. Jrg. 1883, Bijl. H, blz. 43, 45. - Alb. Stud. Rh.-Traj., k. 114. - Boekz. 1765b, 241, 361-364. - Maandbl. ‘De Ned. Leeuw’. XXXVIIIe Jrg. (1920), k. 30; XLIIIe Jrg. (1925), k. 124, 128, 191. - H. v. Berkum, Beschrijv. der Stadt Schoonhoven, blz. 414, 420, 435. - Knappert, Gesch. N.H.K. I (reg.). |
|