Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend
[pagina 273]
| |
[Petrus Marinus Keller van Hoorn]HOORN (Petrus Marinus Keller van), zoon van Ds. Henricus Johannes v. Hoorn (zie hiervóór en A.J.H. Keller, werd geboren te Sprang den 13en Apr.Ga naar voetnoot1) 1825. Den 27en Nov. 1843 werd hij ingeschreven als student in de Theol. te Utrecht, en den 3en Mei 1849 toegelaten als proponent door het Prov. kerkbestuur van Overijssel. Den 25en Nov. 1849 had zijn bevestiging plaats te Baambrugge door zijn vader (m. Jac. I:21b; intr. m. 1 Joh. I:1-3). Vandaar vertrok hij naar Noordwijk-Binnen, waar hij den 31en Juli 1859 wederom door zijn vader bevestigd werd (m. 1 Cor. IV:1a; intr. m. Rom. I:11, 12; afsch. te Baambrugge 24 Juli m. 1 Cor. XIII:7). Reeds den 5en Febr. 1860 preekte hij afscheid in zijn tweede gemeente (m. Joh. XIII:34), om den 12en d.a.v. bevestigd te worden te Dordrecht door Ds. H.J. v. Gruting, pred. ald. (m. 1 Thess. III:8; m. Mc. XVI:15b). Als ten slotte eenig overgebleven predikant van vrijzinnige richting in de Dordtsche gemeente bleef hij in haar midden werkzaam tot zijn overlijden den 12 Febr. 1908, nadat hij in 1899 het feit zijner 50 jarige bediening, en in 1900 zijn 40 jarigen dienst te Dordrecht had herdacht. Jarenlang had hij aandeel aan de opkomst en bloei der moderne richting, waarbij zijn ijver en talent bleken. Hij was ook getuige van haar teruggang in de Dordtsche gemeente en van veler uittreding tengevolge van de stichting eener Remonstrantsche gemeente. Ter gelegenheid van zijn 50 jarige bediening werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Hij vervulde tal van betrekkingen als die van Curator, later Secretaris der Latijnsche School, was vele jaren de ziel van het Dordrechtsche Departement der Maatsch. t. Nut van 't Algem. en zeer gevierd als spreker, zoo op den kansel als elders. Ook was hij voorzitter van de afd. Dordr. der Vereen. tot opvoeding van weezen in 't Huisgezin, en fungeerde hij soms als algemeen Voorzitter der Hollandsche Maatsch. van Fraaie Kunsten en Wetenschappen, bij welker algemeene vergadering, in 1874 te Dordrecht gehouden, hij een openingsrede uitsprak over Heinrich Schlieman en zijne archeologische onderzoekingen. Hij was gehuwd, met Maria Sophia Singels, die hem met hunne gehuwde kinderen, klein- en achterkleinkinderen overleefde. Geen van deze is predikant geworden. Hoewel hij vele lezingen, toespraken e.a. redevoeringen heeft gehouden, vertrouwde hij toch weinig aan de pers toe. Afzonderlijk zag van hem het licht: Eenheid. Haarl. 1871, postf. - [Met E. Laurillard, H.P. Schim v.d. Loeff, B. ter Haar Bz. e.a.] Lichtstralen. Leiden 1890. 4o (m. platen). Litteratuur: De Zondagsbode v. Stad en Lande. 14 Dec. 1901 (13e Jrg.) No 8. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. III, k. 612. - De Hervorming, 15 Febr. 1908 (No 7). - Alb. Stud. Rh.-Traj., k. 345. - Mededeel. v.d. Hr. W.M.C. Regt. |
|