Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Everhardus van der Hooght]HOOGHT (HOOCHT, HOOGT) (Everhardus of Evert van der), geboren te Utrecht uit het huwelijk van Jan van de Hoocht en Belichjen van de Hoocht, en ald. gedoopt 23 Jan. 1642. Zijn naam komt niet voor in een der uitgegeven alba studiosorum; het is waarschijnlijk dat hij gestudeerd heeft aan de Academie van zijn vaderstad. Als proponent werd hij beroepen te Knollendam en Marken-binnen in 1669; hij was ald. predikant tot 1680, in welk jaar hij vertrok naar Nieuwendam (in Waterland), alwaar hij in Juli 1716 overleed. Hij was een man van groote geleerdheid in de Hebreeuwsche taal. Te Nieuwendam hield hij een college, om zoowel aan vrouwen als aan mannen deze taal te leeren; hij was zoo vaardig in het doceeren daarvan en zijne collegianten zoo leergierig, dat zij na dertig en minder lessen een gedeelte van den Bijbel verstonden en naar de regelen der taalkunde verklaren konden; Collot d'Escury (t.a.p.) deelt daarvan merkwaardige staaltjes mee, o.a. van zekere juffrouw, die na dertien lessen ontvangen te hebben den geheelen 2den Psalm taalkundig wist uitteleggen; in de volgende tien lessen bracht zij het zelfs zóóver, dat zij in den Hebreeuwschen Bijbel overal ad aperturam libri het oorspronkelijke verstond en van de geleerde werken van Buxtorff, Coccejus en Leusden een verstandig en nuttig gebruik kon maken. Zelf was v.d. Hooght dan ook zeer ingenomen met zijn werk, zooals o.a. blijkt uit zijn voorrede voor zijn Marg der Hebr. Tael-konsten gericht tot ‘alle de Messieurs en Juffrouwen’, die zijn colleges volgden. Zijne leerlingen schreven goddelijk gezag toe aan de vocalen en hielden het ervoor dat Adam de kennis dezer taal was ingeschapen en God met hem in het Paradijs haar had gesproken, ja dat gelijk zij hare volmaaktheid had van den Schepper, Hij haar ook in hare zuiverheid had bewaard. Zijn uitgave van den Hebreeuwschen Bijbel, nog in de 19e eeuw meer dan eenmaal herdrukt, werd veel gebruikt en onder de beste gerekend. Zijn grammatica deed dienst op verschillende Latijnsche Scholen, waar de aanstaande theologen zich oefenden in de eerste beginselen van het Hebreeuwsch. Ook buiten zijn taalkundige studiën bewoog hij zich met ijver op het gebied der godgeleerdheid, zooals ook blijkt uit de titels van zijne geschriften. Zijn preeken over den Heidelbergschen Catechismus werden met zooveel voldoening gehoord, dat zij de jeugd niet alleen uit de herbergen trokken, maar de uitgave ervan zelfs door haar bekostigd werd. Hij is bekend als vurig bewonderaar en volger van Jod. v. Lodenstein. Van zijn 12de tot zijn 25ste jaar was hij gewoon dezen zijn leermeester te gaan hooren, waar hij ook preekte. In zijn voorrede voor de door hem bezorgde uitgave van de Geestelycke Opwecker verklaart v.d. Hooght hoeveel hij te danken had aan den jarenlangen omgang met v. Lodenstein en aan diens prediking. Hij was een dergenen, die preekbundels van v. Lodenstein hebben uitgegeven, waarbij hij ook diens leven en sterven beschreef. (Zie ond. zijn geschr.). Van der Hooght was een der eerste en vurigste bestrijders van Balth. Bekker. | |
[pagina 258]
| |
Hij begon met onder het pseudoniem Haggebher Philaleethees een zevental brieven uittegeven (na elkander, maar met doorloopende pagineering), bevattende een reeks van aanmerkingen op Bekkers Betoverde Weereld, waarvan hij tevens een niet onpartijdig gesteld overzicht gaf van de tegen laatstgen. in gang zijnde procedure. Bekker teekende protest aan tegen v.d. Hooghts geschrift, terwijl hij den schrijver uitnoodigde zijn boek eens van A tot Z te weerleggen. Dit lokte weer eenig geschrijf uit tusschen beideGa naar voetnoot1) tot v.d. Hooght een volledige weerlegging van de Betoverde Weereld in het licht zond door de uitgave van zijn Zedig Ondersoek v.h. boek ... genaamt de Betoverde Weereld, later nog gevolgd door Korte Aanmerkingen ... over de laatste schriften v. Balth. Bekker. Behalve de meergebruikte argumenten richt v.d. Hooght ook een aantal beschuldigingen tegen Bekker; hij beweerde dat deze een oude dwaling verkondigde en spotte met de leer der Kerk. Uitvoerig is de schrijver in zijn uiteenzetting van hetgeen verschillende godgeleerden over de geesten hebben geleerd, om daartoe te besluiten tot Bekkers ongelijk. Ongeveer de geheele brief is gewijd aan Christus' verzoeking in de woestijn, waarbij hij concludeert ‘dat deeze historie zonder de minste ongerymtheyd na de letter te verstaan is.’ Het verwijt van godslastering door v.d. Hooght, tot Bekker gericht, werd door een zijner bestrijders aan hemzelf gedaan. Portretten van v.d. Hooght zijn niet bekend. Van hem zag het licht:Ga naar voetnoot2) Janua linguae sanctae of Deure der H. Taele, zynde eene ontleding over de X eerste Psalmen. 1686. - Het Marg der Hebreeusche Tael-Konsten. Vertoonende Alle de Regulen en Ongeregeltheden der Hebreeusche Tale. Zynde een Aenhangsel van 't Boek, genaemt ....... Petahh Leschoon Hakkodesch. Welckers eerste Deel genaemt is Janua Linguae Sanctae, en het tweede, De Deure der Heylige Taele. Door welckers behulp verscheydene Lief-hebbers en Lief-hebsters (alhier in de Opdragt genoemt), binnen dertigh, en minder, reysen onderwys, bequaem zyn gemaeckt: om, in yder lesse, drie en meer bladeren, uyt den Hebreeuschen Bybel, grondig, en na de Regulen v.d. Tael-Konst te konnen verklaeren.... Amst. MDCLXXXVII. 4o. (Met een Opdragt aan alle de Messieurs en Jvffrouwen, die aan het Hebr. Collegia participeren). Amst. 1687. 4o (Univ. Bibl. Leid.). - Bladwyzer. 1688. - [Haggebher Philaleethees], Een Brief - geschreeven Aan Zynen Vriend N.N. Over Den Persoon en het Boek v. Do. Balth. Bekker. In opzicht v.d. Oudheyd, ende het Gewichte zyner Dwaling; nevens Zyne Onkunde in de Godtgeleertheyd ende in de Gronden v.d. Hebreeusche Tale; demonstratiiv beweesen, uyt Zijne Verklaring v. Gen. 18 ende Job 1 en 2. Amst. 1691. 4o. Id., Gedat.: ‘in myn Rustplaats, desen 10, Sept. 1691.’ (Kon. Bibl.) - Eerste Briev .... Geschreeven Aan Zynen Vriend N.N. Over Den Persoon als boven (met Aanspraak des autheurs do 12 Oct. 1691) (Kon. Bibl.). - Tweede Brief .... Over de ordentelyke Kerkelyke Proceduuren, gehouden tegen den Persoon ende het Boek v. | |
[pagina 259]
| |
Ds. Balth. Bekker.... Met eenige Ecclesiastique, Theol.. Philos. ende Philol. Aanmerkingen over de zelve. Amst. 1691. 4o. Gedat: in myn Rusthuis, desen 11 Sept. 1691. (Kon. Bibl.). - Derde Briev .... over het Vervolg v.d. Kerkel. Proceduuren tegen den Persoon v. Do. Balth. Bekker; nevens de Aen-merkingen over de Geref. Confessie, ende over het Gevoelen v.d. Gesonde Geref. Godsgeleerden, nopende het Hooft-stuk v.d. Natuure ende de Werkingen der Engelen. Amst. 1691. 4o. (Kon. Bibl.). (Gedat. 9 Oct. 1691). - Vierde Briev.... Over Het Weesen, Denken, Willen, Vermoogen, ende de Plaats der Engelen, in het gemeen, ende der quade Geesten, in het bysonder. Item, van der menschen Ziele, en hare werking, het zy afgesondert, ofte ook Vereenigt met het Lichaam, ende koe verre de quade Geesten op de selve konnen werken. Met een Ondersoek of Do Bekker wel kan seggen, dat syn E. zoekt te bewaren de Authoriteyt v. Gods Woord, ende de eere des Alderhoogsten. Amst. 1691. 4o. (Gedat: ‘In mijn vertrek desen 7 Nov. 1691’.) (Kon. Bibl.). - Vyfde Briev .... Over de Versoekinge Christi in de Woestyne, tot wederlegging v.h. 18 (ofte 20) Capp. in het Boek v. D. Balth. Bekker, Gen. de Betoverde Wereld. Over de Classicale Proceduren &c. Amst. 1691. 4o. (Gedat: ‘In myn eensaamheid desen 7 Nov. 1691’) (Kon. Bibl.) - Aanmerkingen - op de Invoegselen v. Do. Balth. Bekker. Voor zoo veel de zelve betreffen de stellingen, die reeds in syne Brieven tot noch toe zyn verhandelt, Zynde een aanhangsel v.d. vyfden Brief. Amst. 1691 4o. (Kon. Bibl.). - Sesde Briev.... Vervattende I. Een Afwysing v. Vyfderley Gewaande Voorspraken v.D. Bekker. Ende II. een Verhandeling v.d. De Daimonia, na hare beteekenisse Voor, In, ende Na de Tyden Christy, Volgens het welke uyt het Hebreeuwsch, Grieksch en Syrisch klaar te zien is, dat de Daimonia zedert Christi Tyden niet anders zyn, dan de Dnyvelen [sic]. Amst. 1691. 4o. (Gedat: ‘Desen 22 Dec. 1691’) (Kon. Bibl.). - Antwoord ... Aan den Eerw., Godzal., Hoog. Gel. Heere Do Balth. Bekker, S.Th. Dr., yverig Pred. tot Amst. Amst. 1691. 4o. (Gedat: ‘Nieuwendam desen 1 Oct. 1691).’ - Sevende Briev .... Geschreeven aan den E. Heer C.E. Over Den Oorspronk, Voortgang, ende het Gebruyk der Talen in het Gemeen, Ende, in het Byzonder, v.d. Duyvelen in het O. Test., onder de woorden Scheedhym, ende Segnijrijm, Cap. 8. Item, een vertooning, dat de Heere Jesus ons de geheele Gods-geleertheyd in zyne dagen heeft geleert, na de waarheyd der saake, ende nooit, tegen de Waarheyd, na de dwaling des Volks. Cap. 9. Ende dat de Beseetene ofte Beduyvelde syn geplaagt geworden v.d. Duyvel, als de naaste oorzaak v. hare siektens. Cap. 10. Nevens een klaar vertoog, dat het niet de minste eygenschap en heeft, om zoo vele Texten in Gods woord, alwaer de Satan, als een werker benoemt word, alleen te willen betrekken op den Duyvel, voor soo veel hy geweest is de oorzaak v.d. eerste Verleyding des menschen. Cap. 11. Waar by koomen eenige Invoegselen tegens sommige Misdryvingen, in het Post-scriptum. Met het vervolg der Kerkelijke proceduuren tegen D. Bekker. Amst. 1692. 4o.(Kon. Bibl.). - Eer en deugd van de Duivel verdeedigd door de Kloeke Man, Haggebher Philaleethees. Z. pl. en jr. 4o. - Voorrechten v.h. waare Christendom. Amst. 1692. 8o. - Korte Aanmerkingen Over de laatste Schriften v. Balth. Bekker. S.Th. Dr. In de welke Ordentelyk wederlegt worden zyne Viervoudige Beantwoording, v. vooren tot achteren; Doch zyne andere Schriften alleen maar in het nodigste. Met een Klaere Vertooning v. Bekkers Ontrouw; of Veelvoudige en schreeuwende Falsiteyten, byzonder, in zyne Citatien v.d. Heer Prof. Voetius. Als ook (I) Het Verhaal v.d. Nederl. Vertaling des Bybels (II) De Wettigheid der Proceduuren tegen Dr. Bekker (III) De Conferentie | |
[pagina 260]
| |
v. Do Laurentius Homma met Dr. Bekker, Ende (IV). De Na-reeden, over het gepasseerde door de Nederl. Gedeputeerden in de Aanspraake tot den Koning. Amst. 1693. 4o. - Zeedig Ondersoek Van het Boek Door den Autheur, Balth. Bekker, Genaamt de Betoverde Weereld. In het welke dat twede Boek, van vooren tot achteren, door alle de Capittelen en Paragraaphen, ordentelyk werd wederlegt door...... Welke achter dit Werk gevoegt heeft; Drie-der-ley Registers; te weeten: Van Bekkers valsche Citatien. II. Een v.d. texten, ende III. Een v.d. verhandelde saaken, de welke of in dit Boek, of, in de Seven Brieven, zyn verhandelt Met des Autheurs Antwoort Op de Brieven v. B. Bekker. Amst. z.j.) (Voor-reede gedat. 28 Juli). 4o. - Zedig Onderzoek, het tweede deel. In het welke het derde en vierde boek door den Heere S.S. Theol. Dr. Balth. Bekker, gen. de betooverde wereld ordentlyk en voor de voet worden onderzogt en tegengegaan, met een klare aanwyzing, dat in die twee laatste boeken de Heer Gisb. Voetius wederom gedurig tegen zijn mening en klare woorden word op- en overgehaald; en dat alsoo ook dikwils buiten de waarheid worden opgegeven de woorden z.d. grondtext, of v.d. Rabbynsche en and. schriften sommierlyk te vinden in d. eerste register. Als ook een verklaring over de laatste woorden v.d. zesde bede. Amst. 1694. 4o. - Medulla Grammaticarum Hebraicarum, qua quicquid praestantissimis hactenus Grammaticis est laudatum, ex ipsissimis Punctuationis sex fundamentis, tam dilucide, propria praxi, illustratum eruitur; ut vel ipse tyrunculus, Musarum sacris modo initiatus, mensis spatio, omnia Punctuationis fundamenta plurimis capitibus proprio Marte, magno cum judicio et fructu applicare valeat. Quibus accedit Syntaxis Hebrea, Chaldea et Syra Latino-Belgica, consensu Grammaticorum confirmata. D.i. Merg der Hebreeuwsche Spraak-Konsten, waar inne al wat tot nog toe in de treffelijkste Spraakkonsten geprezen is, uit de juiste zes gronden van de Stipzetting, zoo duidelyk uit eigen oeffening word opgeheldert; dat zelf een leerling van zijn eerste wammes in den tijd van een maand, alle de grondregelen der Stipzettinge op zeer vele hoofddeelen [der Bibelschriften] met eigen arbeid, groot oordeel, en vrugt kan toepassen. Hier by komt de Hebreeuwsche, Chaldeesche en Syrische t'zamenvoeging in 't Latijn en Neêrduitsch, met overeenstemminghe der Taalkonstenaars bevestigd. Amst. 1698. 8o (16 bladen). - De Heidelbergsche Catechismus, verhandelt in de Nieuwerdammer Kerk voor degene, die zig ten Avondmaal willen bereiden, tot voldoening v.d. Synodale last v.d. jare 1618 in de zeventiende zitting, ende op haar speciaal verzoek, yverig aanhouden, en vertoog v. haar vrywillig offer der drukkosten opgesteld, en, na voorafgaande Approbatie overgegeven aan de Nieuwendammer jeugd. Amst. 1696. 8o. - (Haggebher Philaleethees, Licentiaat in de Godgeleerth.), Zedeprent der Phariseeuwen, Of korte Navolginge v. 't dry-en-twintigste Hooftdeel v. des H. Mattheus Evangelium; Gebragt op Nederduitse Poezy; tot verstand v.d. Boeken der Evangelisten, en Christelyke Voorzigtigheid. Amst. 1696. 8o. - [Anon.] Korte Grond-waarheden. Zynde het gevoelen v.d. waare Herv. Kerk. Amst. 1696. 4o. - J.v. Lodensteins negen predikatien over eenige stoffen, dewelke heel zelden worden geleert, en nog minder gepractiseert. Nagezien, ter drukpersse bequaam gemaakt, en verrykt met een Voorreden, als ook met een beschryving v.h. leven en sterven v.d. grooten zelfsverloochenaar, J.v. Lodenstein. Amst. 1697. 12o. - Praxeos Grammaticae Graecae partes IV s. analysis textus Gr. etym., syntact. et crit., sec. Matthaei capita 5 priora et Symb. Apost. Amst. 1699. 8o (Rem. Bibl. Rott.). Het tweede deel v.d. verklaring v.d. Heid. Cat., beginnende met de XXXIVste | |
[pagina 261]
| |
Zondag, met eenige Byvoegselen tot de II, III, IV en Vde Zondagen. Amst. 1700. 8o. - J.v. Lodensteins Geestelijke Opwekker, voor het Onverloochende, Doode, en Geesteloose Christendom, Voorgestelt in X Predikatien, en Aangedrongen door het Leven en Sterven v. dien Groten Selfs-verloochenaer J.v.L., eertijds seer vermaart Leeraar in de Stad Utrecht. De tweede Druk meer als de helft vermeerdert en verbetert uyt Lodensteyns eygene Schriften. Amst. 1701. 8o. Id. De derde Druk, meer als de helft verm. en verbet. uyt Lodensteyns eygene Schr. Amst. 1732. 8o. Id. De tweede Druk meer als de helft verm. enz. De Vijfde Dr. Amst. 1740 8o. Id. N. uitg. Nijkerk. 1857. 8o. - Biblia Hebraica, secundum ultimam editionem Jos. Athiae, a Johanne Leusden, denuo recognitam .... recensita .... variisque notis illustra. Amst. 1705. 8o (Doopsgez. Bibl. Amst.) Lond. 1825. Lips. 1833. Laatste ed. Lips. 1839. 8o. - Het vervolg v.d. Geestelyken Opwekker, voor-gestelt in Negen Predicatien, gedaan door den Heer J.v.L., wijlen gezeegent Leeraar t' Utrecht. Ende nu, om de selvs. ten versoeke v. Veelen, na de Predik-ordre, ter Druk bequaam te maken, uyt het Schrift, 't geen van een Godvruchtig Christen, onder het Prediken was opgetekent, Versamelt, Gevult, Verschreven, en Vermeerdert met Schriftuurlijke Uytbreydingen v. alle de Hoofd-saken en in het bysonder, met de vereyschte Inleydingen, Verklaringen der Texten, en andere Nuttigheden: als ook, met drie Gevallen v. Conscientie. Amst. 1707. 8o. - Korte Aanmerkingen over de orde v.e. welgestelde predikaetsie, waarby ook regelen gevoegt zijn om ordentelijck te bidden. Amst. 1708. 8o. - Zaligheyt der vreedtzamen als een voorrecht v. eenen verloochend Naervolger v. Christus. Amst. 1708. 8o. - Christi Volstrekte Borgtogt ende de leerwyze v.d. huyshouding Gods in Syn Kerke. Amst. 1709. 8o. - Een en dertig onderhandelingen over Godts huishoudinge met syn Kerke ten allen tyden. Amst. 2 dln. 1712. 8o. - Grondige Verklaaring over den Heidelb. Catechismus, in welke niet alleen de zuivere Euangelische Waarheden worden voorgesteld, maar ook allerly verschillen uit haaren eersten Grond ontdekt, en door antwoorden, op allerly uitvluchten en tegenwerpingen afgewezen en duidelyk wederlegt worden. 2 dln. Amst. 1716. 8o. - Grondige Verklaaring over den Heid. Cat. in welke de zuivere Waarheden des Euangeliums, overeenkomende met de Herv. Leer en Formulieren v. eenigheid, niet alleen aangewezen en bevestigt worden, maar ook allerley verschillen enz. als boven. Amst. 1770. 8o. 5e dr. Amst. 1772. 8o. Verder worden bij v.d. Aa t.a.p. nog vermeld: Korte Aanmerkingen over verscheide hedendaegsche schriften, vervat in V hoofddeelen. - Wegwyzer tot de Grieksche tael. - A B C v.h. Geestelyk Christendom. - Roekeloozen yver der nieuwsgezinden. - Van Akoude - Arrenberg (Naamreg. v. Ned. Boeken, blz. 249) noemt nog: over de Predikorden. Amst. 1762. 8o; deze titel herinnert aan de hiervóór gen. Korte Aanmerk. over de orde v.e. welgestelde predikaetsie enz. Mogelijk een herdruk daarvan. Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 354, 355. - Kobus en de Rivecourt, Biogr. Wdb. II, blz. 798. - Veeris-de Paauw, Pred. N.-Holl., blz. 104. - Collot d'Escury, Holland's roem in Kunsten en Wetensch. III, blz. 371, 372. - N.G. v. Kampen, Bekn. Gesch. der Lett. en Wetensch. in de Ned. v.d. vroegste tijden af, tot op het begin der 19e e. III, blz. 172. - Knuttel, Balth. Bekker, de bestrijder v.h. bijgeloof, blz. 230-232, 267, 177. - Schotel, Gesch. Heid. Cat., blz. 279. - Dez., Anna Maria v. Schurman, blz. 32. - Bouman, Gesch. Geld. Hoogesch., II, blz. 49. - Boekz. 1694b, 123-126; 1696a, 515-520; 178-182; 1697b, 163-166. - | |
[pagina 262]
| |
Proost, Lodenstein, blz. 11, 13, 16, 20, 25, 51, 52, 84, 90, 167, 247, 250-252, 278, 279. - Hartog, Gesch. Predikk., blz. 87. - v. Doorninck, Verm. en Naaml. Schr. I, blz. 478, 479. - Knuttel, Cat. Pamfl. III (reg.). - Cat. Letterk. I, k. 531, 982. - A. van der Linde, Balth. Bekker, Bibliografie, blz. 28-34. |
|