De gemeente van Luc. Philips, die het kleinste deel vormde, was in het begin der 18e eeuw geheel vervloeid; die van de Hondt bestond nog in 1740. Overgroot was zij niet, maar hare leden kenmerkten zich door vromen zin. Zoolang beide gemeenten bestonden, bleef de veete voortduren; nog omstreeks 1675 verklaarde een eenvoudige vrouw, behoorende tot de gemeente van Luc. Philips, aan Abr. Tak, haar toenmaligen leeraar op diens vraag, waarvoor zij de leden van de Hondts gemeente hield, dat zij deze beschouwde als ‘afgesneden wynranken, die aan den wynstok Christus niet behooren’.
Jaar en plaats van de Hondts overlijden zijn onbekend; dat hij te Haarlem gestorven zou zijn is bij onderzoek niet gebleken.
Hij was eerst gehuwd met Magdalena van der Mersch; als weduwnaar hertrouwde hij te Haarlem den 25en Jan. 1627 met Adriana Sebastiaens, wed. van Rotterdam.
Portretten zijn van hem onbekend.
Van hem verscheen in druk:
[V.D.H.], Een corte Bekentenisse ende rekenschap des gheloofs ende hope die in my is, soo ik van over den tijdt v. seven-en-veertigh Jaeren Gehoort, Aangenomen, Ghelooft, ende ook gedhuerende den tijdt mijnes Dienstes (onweerdigh) anderen vooren gedragen, Gheleert, ende Ghepredickt hebbe; het welcke ick goet ghevonden hebbe ..... myne kinderen in gheschrifte naer te laten, tot een godlyck adieu ende valete. Maer alsoo daer eenighe medeghenooten onses gheloofs oock bhegeerig zyn gheweest om noch binnen mynen leven tzelve ten deele mede te genieten, soo heb ick 't ...... laten drucken. Ghedr. 1626. 4o. Ald. (veel verm.) 1630. 12o. - [V.D.H.], Een korte en grondige verklaringhe vanden vrede Godts. Haarlem 1632. 12o. - Over de Drie eenheyt, Sendinge der Predikanten, Doop, Gemeynte Gods, Nagtmaal, Voetwassinge, Houwelycke Staat, Ampt der Overheyt, Mydinge, Vrye-Wille, Verrysenis etc. in: J.J. de Buyzers Chr. Huysboeck. 4o.
Litteratuur: Blaupot ten Cate, Holland. I, blz. 319; dez., Groningen. I, blz. 60, 63. - F. Allan, Geschied. en Beschrijv. v. Haarlem. III, blz. 528, 533, 546. - J. de B(uyzer), Chr. Huysboeck, blz. 839 v.v., 854 v.v. - Schijn-Maatschoen, Gesch. der Menn. II, blz. 481n. - Doopsgez. Bijdr. Jrg. 1863, blz. 58v., 135, 156; 1876, blz. 35; 1898, blz. 6. - Naaml. Doopsgez. Schr., blz. 48. - Cat. Doopsgez. Bibl. II, blz. 237; III, blz. 228. - Rogge, Cat. Pamfl. Rem.-Bibl. St. II, Afd. I, blz. 151. - v. Doorninck, Verm. en Naaml. Schr. I, k. 607. Meded. v. Dr. C.B. Hylkema en van den Heer H.E. Knappert, Haarlem.