[Wybrandus Holwerda]
HOLWERDA (Wybrandus), in 1766 te Leeuwarden geboren, werd den 5en October 1790 proponent en op 1 Mei 1791 te Minnertsga als predikant bevestigd. Eén week later deed hij aldaar intrede en arbeidde er tot 11 Augustus 1793, stond vervolgens van 18 Augustus 1793 tot 15 November 1807 te Menaldum, om vandaar naar Haren te vertrekken, waar hij werkzaam was tot zijn emeritaat, dat met 1 Juli 1838 inging. Zijn zoon Douwe, predikant te Drachten, moest op 24 Juni van dat jaar de afscheidsrede voor hem uitspreken. Hij vestigde zich te Groningen, waar hij op 28 November 1839 overleed. Drie zoons: Douwe, Gerrit en Albert Reinhard hebben de Hervormde kerk als predikant gediend.
Holwerda gaf in 't licht: Een woord ter herinnering, voornamelijk voor jongelieden, bij gelegenheid van een alleronverwacht en aandoenlijk sterfgeval, of Leerrede over Num. 20:28b (Gron. 1822). Deze leerrede is in een ochtenddienst gehouden, waarbij tegelijkertijd het H. Avondmaal werd gevierd, en Holwerda, die in de voorrede ‘broederlijke aanwijzing der gebreken’ gevraagd had, ontvangt in de Boekz. (1823b, 8) de volgende critiek, die tijd en beoordeelaars teekent: ‘wij prijzen zijn hartelijke zucht, om van een aandoenlijk sterfgeval in zijn Gemeente een nuttig gebruik te doen maken. Dit is evenwel geene reden genoeg, om zijn werk in