toen hij wegens ziekte emeritaat moest nemen. Hij vestigde zich te Leiden, waar hij den 29en September 1740 zich voor de tweede maal aan de Hoogeschool liet inschrijven en had den hoogen leeftijd van ruim 85 jaar bereikt, toen hij aldaar op 9 Januari 1775 overleed. Hij was gehuwd met Dina Reynvaan.
Terecht wordt van hem gezegd, dat zijn emeritaat was ‘eene ruste, die evenwel niet ledig geweest is voor de Gemeente Gods’, die hij ‘in zijn ruste met verscheide geleerde en stigtelijke schriften heeft zoeken op te bouwen’, terwijl ook enkele werken in dichtvorm van zijn hand het licht zagen. In druk is door hem uitgegeven: Achter J. v.d. Honert's geschrift over De Kerk in Nederlandt beschouwt en tot bekeering vermaant: een Verhandeling over dezelve stof (Leiden 1746; 3e dr. ald. 1747). - De trage kerkganger tot ijver opgewekt door den Godtvruchtigen kerkganger, nevens de dierbaarheit van Godts woordt ieder op het hoogste aangeprezen (Leid. 1746). - De zonden als oorzaken van Godts oordeelen over ons landt aan yder tot een afschrik voorgestelt. Waar bij gevoegt is een kort begrip van Godts verbondt met den uytverkooren zondaar (Leid. 1747). - De handelingen van een getrouw predikant met zijne gemeente. In dichtmaat (Leid. 1747). - Vaderlyke opwekkinge aan de kinderen in het Weeshuis te Leyderdorp door hunnen ouden predikant (z. p. 1747). - Twee brieven: den ene aan alle de predikanten van de Gereformeerde Kerke in Nederlandt; den anderen aan alle de Gemeentens van de Geref. Kerke in Ned. (Leid. 1748). - Een natuurlijk mensch in zijn valsche gronden, en een geestelijk mensch in zijn ongegronde bekommering van zalig te werden, voorgestelt en ter toets gebragt aan Godts Woordt, waarbij gevoegt is de Zomer en de Winter van een waar gelovige (Leid. 1750). - Bevindelijke genade-werk Godts in de gelovigen gegrond op vaste en onbedrieglijke merktekenen, met wegneming van de grote zwarigheid der kleingelovige (Leid. 1754). - Nauwkeurig ondersoek na de wesentlijke oorsaken,
eerst, waarom de bediening van het Euangelium in deze dagen niet meer gesegent wordt, ten tweeden, waarom de gelovigen doorgaans van hunnen genade-staat met geen versekering durven spreken, waar bij gevoegt is de gelovige vreemdeling op aarde, heentrekkende na het Hemelsch Vaderland (Leid. 1757). - Een Gedicht in de Verzaameling van Lijkzangen op het afsterven van J. v.d. Honert (Leid. 1758). - Praktikale mengelstoffen, 7 stukjes in 3 dln. (Leid. z.j.). Bovendien is in de Bibliotheek der Maatsch. v. Ned. Lett. een bundel Predikatiën in handschrift aanwezig, waarschijnlijk van Hollebeek afkomstig.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb., I, 1142. - Glasius, Godg. Ned., II, 126. - Schotel, Kerkel. Dordr., II, 99, 780. - Sepp, Stinstra, II, 59. - Cat. Lett., I, 32, 453. - Alb. Stud. L.B., 816, 984. - Boekz., 1764a, 586 en passim.