op 27 Aug. 1752 overleed hij te Kampen zeer plotseling. Hij was een man zeer ervaren in verschillende wetenschappen, vooral in de Theologie en de Taal en Oudheidkunde. Wars van lof had hij bij zijn leven bepaald dat geen levensbeschrijving na zijn dood in de Boekzaal zou worden geplaatst.
Hij fungeerde in de syn. in Overijssel te Kampen 1730 als praeses, te Deventer 1733 als scriba, te Kampen 1738 als praeses, te Deventer 1741, 1745 en 1749 als scriba.
Portretten zijn van hem niet bekend.
Van hem verscheen in druk een als ‘wélgepast en doorwrogt’ geprezen Kerkel. Redevoer. voor het Synode v. Overyssel te Deventer den 17en Juni 1749. 4o. (t: Micha VII:14, 15.)
Litteratuur: v. Rhenen-Voet, Pred. Utr., blz. 78. - Moonen, Pred. in Overyssel, blz. 39. - Hs. Borger. - Alb. Stud. L.B., k. 842. - Boekz. 1749b, 77; 1752b, 265, 266. - Noordbeek en Mourik, Naam-rol Godg. Schrijvers, blz. 266.