[Johannes ter Hofstede]
HOFSTEDE (Johannes ter), geboren te Rotterdam uit het huwelijk van Daniel Hofsten (sic!) en Margrieta van Rissen, werd ald. gedoopt den 24en Maart 1705, en vervulde er later vele jaren lang den dienst van ‘collegiemeester’ in de Ned. Herv. gemeente. Reeds in 1743 bekleedde hij deze functie. Hij overleed te Rotterdam en werd ald. begraven den 19en Juli 1782. Uit de hoogdravende ‘Opdragt’ voor zijn geschrift over de Natuurlijke Godgeleerdheid blijkt zijn groote vereering voor Petrus Hofstede, van wiens omgang en gesprekken in diens huis hij veel had genoten. Bij verschillende gelegenheden gaf hij ook gedichten uit, die wèl vloeiend zijn, maar ook vervelend.
Hij huwde 1o te Rotterdam den 21en Mei 1725 met Christina ter Haar; 2o ald. den 2en Mei 1728 met Catharina Goedenraad; 3o ald. den 30en Mei 1770 met Jacoba Brouwer, wed. Arnoldus Ketelaar, die hem overleefde. Alleen uit zijn tweede huwelijk had hij een kind.
Portretten zijn van hem niet bekend.
Hij gaf uit:
De Natuurlyke Godtgeleertheit, in derzelver onvolkomenheit vertoont. Met eene Opdragt aan den Welëerw. en z. Gel. Heer' den Heer' Petrus Hofstede; Getrouwen en zeer Geliefden Leeraer, in de Herv. Gem. te Rotterdam. Rott. MDCCLXIX, 8o. (Biblioth. Gem. Arch. en Rem. Ger. Gem. ald.).
Ook de volgende gedichten: Treurende Godsvrucht over het verlies v.d. dierbaren Erfstadhouder Willem den vierden, getroost door Wilh. Velingius. 1751. - Grafschrift op Theodorus Paludanus, pred. te Capelle a.d. IJssel. In: Boekz. 1759b, 267, 268. - In een bundel, bevattende vijf gedichten, getiteld: Eben-haëzer, Ter Gedachtenisse Opgerecht, en Gode Dankbaer Toegewyd, Wegens de herstelde Gezondheit Uit eene Gevaerlyke Krankte; v.d. Welëerw., en Z. Gel. Heer' Petr. Hofstede.... Als Z. Welëerw. Zynen H. Dienst weder hadde begonnen.... Rott. 1763. 4o is het eerste gedicht van Joh. ter Hofstede.
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 286. - Dez., Wdb. Ned. Dicht. II, blz. 237. - de Bie, Hofstede (reg.).