Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Mr. Adriaan Hoffer]HOFFER (HOFFERS, HOFFERUS) (Mr. Adriaan) heer in Bommenede en wegens Zierikzee heer van Botland, behoorde tot een der oudste familiën uit Schouwen. Hij werd geboren te Zierikzee den 24en Mei 1589 als oudste zoon uit het huwelijk van Rochus Adriaanse Hoffer (1541-1606) schepen, raad, burgemeester, thesaurier van gen. stad, rentmeester der geestelijke goederen over Schouwen en Duiveland, en van diens derde echtgenoote Suzanne Teelink (1551-1625), eerder weduwe van den Middelburgschen predikant Johannes Boreel. Mr. Adr. Hoffer studeerde te Leiden, kwam vandaar met attestatie in Oct. 1609 weer te Zierikzee, en ging vervolgens terug naar Leiden, waar hij den 9en Juni 1610 in het Alb. Stud. werd ingeschreven. In 1611 was hij weer in zijn vaderstad. Aldaar bekleedde hij verschillende functiën. Hij was schepen van die stad 1613-'18, raad 1616-'27, thesaurier 1621-'24, 1627, burgemeester in 1620 en 1626, commissaris van het Landrecht, heemraad van Schouwen, weesmeester, rentmeester-generaal van de Domeinen der Grafelijkheid van Zeeland, beoosten Schelde 1627-'44, overdeken van het Vleeshouwers- | |
[pagina 119]
| |
gilde 1616-'27. Hij overleed te Zierikzee den 21en Mei 1644. Als ouderling was hij tegenwoordig in de Prov. Synode van Zeeland 9-13 Oct. 1618, waar hij mede afgevaardigd werd naar de Nat. Synode te Dordrecht van 1618 en '19; bij deze gelegenheid schreef hij met zijn kennelijke, duidelijk leesbare hand een zesregelig Latijnsch gedicht in het album van Aegidius Becius. In de Prov. Synode van 14-28 Febr. 1620 bracht hij met zijne medeafgevaardigden, de predikanten Herm. Faukelius, Godefr. Udemans, Corn. Regius en Lamb. de Rycke verslag uit van de Dordtsche acta. Behalve aan zijn ambtelijke plichten wijdde hij zich aan de beoefening der wetenschap en vooral aan oudheidkunde en de dichtkunst. Onder de door hem vervaardigde gedichten zijn er ook vele van godsdienstigen inhoud en strekking. Zijn dichttrant herinnert aan dien van Cats; evenals deze wist hij van alle voorkomende zaken partij te trekken en er zedelijke leeringen uit afteleiden. Cats en Prof. Heinsius, beide zijne vrienden, legden evenals Scriverius e.a. zeer loffelijke getuigenis van hem af. Inzonderheid zijne Latijnsche gedichten zijn door gezaghebbende beoordeelaars sterk geprezen, maar over het algemeen getuigen zijn verzen niet van bepaald talent, al is de taal zuiver. Zijn anti-Roomsche gezindheid blijkt uit een paar gedichten tegen de ‘Jezuyten’. Hoffer was overigens iemand van algemeene ontwikkeling, die gaarne kunsten en wetenschappen begunstigde. Tot zijne intieme vrienden behoorde ook Prof. M.Z. Boxhorn te Leiden, die zijn krachtige hulp genoot bij het samenstellen van zijn Kroniek van Zeeland, en na Hoffers overlijden een bijschrift op hem vervaardigde, dat geplaatst werd onder een van diens portretten. Ook de met hem bevriende Casp. v. Kinschot prees in een rouwdicht zijn talent en karakter. Jac. Revius zette eenige zijner gedichten in het Grieksch over. Met tal van letterkundigen onderhield Hoffer briefwisseling. Uit een van hem afkomstig album amicorumGa naar voetnoot1) blijkt dat behalve de reeds genoemden tot zijn vrienden behoorden Joh. Polyander, Jacob de With, Joh. Bogerman, Gisb. Voetius, Jac. Fryland. Volgens de la Rue (t.a.p.) was hij iemand van ‘voorbeeldige godvrugtigheid, waarvan meest al zijne gedigten het merk dragen.’ Hij bezat in de omgeving van Burgh en Haamstede een buitengoed ‘Oostburg’, waar hij 's zomers veel vertoefde, en ‘zijne schoonste verzen maakte’. Den 26en Juli 1611 huwde hij te Zierikzee met Magdalena de Jonge, dochter van Jan de Jonge, heer v. Oosterland, Sirjansland, Oosterstein enz. Schepen, raad, thesaurier en burgemeester van Zierikzee. Uit dit huwelijk werden negen kinderen geboren, waarvan bij Hoffers overlijden nog vier in leven waren. Van A. Hoffer bestaat een portret ao 1641, borstb. rechts, m. ringkraag. Met 8 reg. Lat. vs. van M.Z. Boxhorn. Lith. d. H.J. Backer, 8o en een ao 1644, borstb. rechts in eenvoud. kleed. m. ringkraag; boven in de plaat zijn ouderdom en sterfjaar. In ov. M. 8 reg. Lat. vs. v. M.Z. Boxhorn. Door J. Sarragon. 4o (vgl. Muller, Cat. v. Portr., No 2414; v. Someren, id., No 2496). Verschillende geschriften ook van bepaald godsdienstigen en godgeleerden inhoud zagen van hem het licht, waarvan de titel hier volgt: | |
[pagina 120]
| |
(vert.) D. Heinsius, Ghespreck over de bloedige Offerhande Christi. Zierikzee. 1613. 12o. - (vert.) Johan Bar. v. Kitslitz, Rechtsinnige bevestiginge v.d. ware gemeenschap des lichaams en des bloeds onses Heeren J.C. Z. zee. 1614. 12o. - (vert.) Lucas Trelcatius de Jonge, Theses v.d. eeuwige Godheyd Christi of des eeuwigen Zoons Gods. Z. zee. 1614. 12o. - (vert.) Theod. Beza, Een korte belydenisse des Geloofs. Z. zee. 1614. 12o. - Een ghebed tot Jezus Chr., voor de Vrede der Kercke. Uyt den Latyne .... (M. titelvignet). Middelb. 1621. 4o (hierin ook blz. 10) Een ghebed voor de over-eenstemminghe der Leere en (blz. 11-27) Een ghebed tot onsen Heere Jesum Christum voor de Vrede der Kercke, en de Welstand des Vader-lands, ghestelt by den Oversetter, op rijm. - (vert.) D. Heinsius, Ghespreck over den Geboortedag onses Heeren. Dordr. 1822. 12o. Tot de talrijke door hem uitgegeven gedichten behooren: Op de Christelycke Bedenckinghen D. Godefridi Cornelii Udemans, Bedienaar. des H. Ev. tot Z. zee, gestelt op elcken dagh v. der weke. - Op het salighe afsterven des Eerw. ende Godsal. Nicolaas Bayard, in syn leven Kerckendienaar v.d. Walsche Gem. J.Chr. binnen Z. zee, overl. den X Meye ao 1617.’ - Op het Geestelyck Compas D. Godefridi Cornelii Udemans. Uitgeg. ao 1617. - Op den Christelycken Land-man D. Josiae van den Houte, Bed. des Godd. Woords tot Rennisse. Uitgeg. ao 1620. - Klaagdicht op den naam v.d. Gem. onzes Heeren J.Chr. binnen Z. zee over het droevighe afsterven haars Eerw., ende Godsal. Leeraars D. Laurentii Boenaard, overl. den 24 Nov. ao 1620. - Trouw-hertighe Vermaninghe, gesonden in Sept. ao 1622 aan de belegherde Stad v. Berghen-op-Zoom tot opweckinghe v. haar ouwe, ende getrouwe kloeckmoedigheyd. - Hertgrondighe Dancksegginghe tot onsen grooten God over de geluckighe, ende onverwachte verlossinghe der belegherde Stad v. Berghen-op-Zoom, geschied den 3 Oct. ao 1622. - Een gebed tot God den Heere voor waternood, inbrekinghe der Dijcken, ende anders, op de ghelegenheyd v.d. hooghe Watervloed, die geweest is op den 8 Meerte des Jaars 1625. - Op de Belydenisse des geloofs nedergestelt by de Eerbare, ende Godsal. Dochter Cornelia Eeuwout Teylinghx, myne eerweerdighe Moeije, nu synde de vyfde druk. ao 1625. - Lyck-gedicht. Ter onsterfelycker gedachtenisse v.d. Doorlucht. ende hooghgebor. Vorst Mauritius v. Nassou. - Klaagdicht op het salighe afsterven v.d. Eerw., ende Godsal. Heer, ende vriend Mr. Hermannus Faukelius, in syn leven Dienaar der Godd. Woords binnen Middelburgh in Zeeland, overleeden den IX Meye ao 1625. - Paraphrasis Poëtica Epistolae Catholicae S. Jacobi Apostoli. Harderw. 1634. 4o. Zijne Nederduitsche poëmata zijn uitgeg. in 1635 te Amsterdam, 4o m. prentjes boven de zinnebeelden, voorstellende gezichten uit Schouwen en Duiveland. Uit de Poëmata van A. Heinsius e.a. blijkt, dat na zijn overlijden nog van hem is uitgegeven door zijn zoon Rochus Hoffer een bundel Poëmata posthuma, maar deze is aan de la Rue en andere belangstellenden alleen bij name bekend. Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 278, 279. - de la Rue, Gelett. Zeel. 2e ed., blz. 297-301. - Nagtglas, Levensber. blz. 394, 395. - Foppens, Biblioth. Belg. I, p. 13. - Alb. Stud. L.B., k. 67. - Zeeuwsche Volks-Almanak v.h. jr. 1836, blz. 118-127. - Witsen Geysbeek, Biogr., Anth. en Crit. Wdb. III, blz. 212-214. - Wagenaar, Syn. 1618, '19. - Reitsma en v. Veen, Acta V (reg.). - Alb. Stud. L.B., k. 98. - G. Kalff, Geschied. der Ned. Letterk. IV, blz. 390. - Knuttel, Cat. Pamfl., I No 3277. - Nav., XI, blz. 364; XII, blz. 83, 141. Aangevuld m. mededeel. v.d. Heer P.D. de Vos, Archivaris der gem. Zierikzee. |
|