Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Willem Hoevers]HOEVERS (Willem), geboren te Utrecht den 14en Oct. 1827 uit het huwelijk van Swebertus Hoevers en Wilhelmina Hogeweg, bezocht aldaar de lagere school en het gymnasium en werd er den 28en Aug. 1846 als student ingeschreven. In Aug. 1851 toegelaten tot de evangeliebediening door het Prov. Kerkbestuur van Utrecht, werd hij den 2en Mei 1852 bevestigd te Blokzijl door Ds. S.G. Jorissen, pred. te Utrecht (m. 1 Thess. II:12b; intr. m. Ef. IV:11-15). Na bedankt te hebben voor beroepingen naar Zwartsluis (Febr. '55) en Zevenbergen (Juli '55) vertrok hij naar Gorredijk, waar Ds. D. Slothouwer, pred. te Kuinre hem den 2en Dec. 1855 bevestigde (m. 1 Cor. IV:1; intr. m. 2 Cor. IV:1; afsch. te Blokzijl 25 Nov. m. Hebr. XIII:20, 21). Zijn derde gemeente was Franeker; hier werd hij bevestigd den 25en Oct. 1857 door Ds. A. v. Toorenenbergen, pred. te Purmerend (m. Hand. XIII:26; intr. m. 1 Cor. 12b; afsch. te Gorredijk 18 Oct. m. Ef. III:14-21). Hij bedankte voor een beroeping naar Mantgum c.a. (Maart '58), maar nam het volgend jaar Leeuwarden aan, waar zijn bevestiging plaats had, den 2en Nov. 1859 door Ds. J. Romeny, pred. ald. (m. Ez. XXXIII:7-11) en intrede den 6en d.a.v. (m. 2 Cor. I:14a; afsch. te Franeker 30 Oct. m. 1 Cor. III:23a). Den 24en Aug. 1862 werd hij bevestigd te 's Gravenhage door Ds. J.H. Gunning Jr. pred. ald. (m. 1 Joh. IV:18); den 27en d.a.v. deed hij intrede m. 1 Cor. III:13b (afsch. te Leeuwarden 17 Aug. m. Rom. XV:13). Den 7en Mei 1877 herdacht hij zijn 25-jarige bediening (m. 2 Cor. IV:13). Hij overleed, hoewel al geruimen tijd lijdende betrekkelijk nog onverwachts, den 3en Jan. 1884 te 's Gravenhage. Hoevers werd opgevoed in orthodoxen geest, maar volgde later de liberale richting. J.H. Gunning Jr., zijn ambtgenoot te 's Gravenhage meende in 1864 hem niet een modernen maar een conservatieven godgeleerde te moeten noemenGa naar voetnoot1) o.a. | |
[pagina 117]
| |
omdat hij het wonder naar zijn mogelijkheid en werkelijkheid erkende; in Gunnings schatting echter was hij om de evangelische bestanddeelen in zijne prediking nog gevaarlijker dan de geprononceerd moderne Zaalberg. Intusschen had laatstgen. op Hoevers wel in zoover invloed geoefend dat hij althans in later tijd tot de moderne richting gerekend kon worden. Zaalberg zelf duidde hem als zijn geestverwant aan; Hoevers ontkende dit niet, indien men het hoofdbeginsel zag in de meening over het Schriftgezag, niet echter wanneer het beteekende dat men daarmee alle beginselen en resultaten van Zaalberg e.a. moderne theologen moest aanvaardenGa naar voetnoot1). Na korten tijd van harmonie tusschen Hoevers en Zaalberg, kregen beide het onderling te kwaad. Hoewel Hoevers meer gematigd optrad, had hij om zijn theologisch en kerkelijk standpunt menigen aanval te verduren. Zoo stelden vijf predikanten en negen ouderlingen in 1864 in verband met de quaestie-Zaalberg aan den kerkeraad voor, Hoevers te ontslaan als leeraar aan het Diaconie-weeshuis; ook gaf in 1871 de toelating zijner catechisanten tot de openbare belijdenis moeilijkheden in den kerkeraadGa naar voetnoot2). De aangevallene week echter niet. Toen J.H. Gunning Jr. er bij hem, evenals bij Zaalberg, op aandrong vrijwillig afstand te doen van zijne bediening in de Hervormde Kerk, verklaarde hij dat zijn geweten hem dit verbood. En nadat hij in een godsdienstoefening op 22 Sept. 1867 op verzoek van Zaalberg aan de gemeente had meegedeeld dat deze zijn ontslag had genomen, bleef hijzelf op zijn post. Hoevers stichtte in 1865 te 's Gravenhage de vereeniging Licht Liefde en Leven, die door onderwijs en maatschappelijk werk de vrijzinnig godsdienstige beginselen propageerde. Ook buiten den Haag behartigde hij de belangen van den Ned. Protestantenbond. Hij huwde den 15en Apr. 1852 met Geertruida Johanna Beylevelt (overl. te Franeker 1859) en hertrouwde den 29en Apr. 1863 met Alida Johanna Crans, die hem overleefde. Uit beide huwelijken werden kinderen geboren, o.a. in 1870 Ds. J.W.K. Hoevers, pred. bij de Ev. Luth. gem. te 's Gravenhage. Van Ds. W. Hoevers bestaat een portret, borstbeeld, v. voren in ambtsgewaad. Met facsim. Lith. naar J.A.M. Haak bij P.W. v.d. Weijer te Utrecht 4o. (v. Someren Cat. v. Portr. II, No. 2489. Zijn photogr. portret hangt in de consistoriekamer der Groote kerk te 's Gravenhage. Van hem zag het licht: Vert.: A. Ebrard, Waar is Babel? Brief aan Ida Gravin Hahn-Hahn. Uit het Hoogd. Utr. 1852. 8o. - Herinneringsgave. Tweetal leerred. 1857. 8o. - De getrouwe Evangelie-dienaar eene eer van Christus. Godsd. toespr. geh. te Leeuwarden op 27 Apr. 1862, ter nagedacht, v. J.P. v. Harencarspel. Leeuw. 1862. 8o. - Vóór het feest en na het feest. Twee leerred. uitgeg. gedeelt. t. voord. v.e. nieuw te stichten Diac. Weeshuis te 's-Grav. 's-Grav. 1863. 8o. - Vrijheid. Hervormingspr. ov. Gal. V vs. 1. 's-Grav. 1864. 8o. - Het regt v.e. modernen theoloog tot de Ev. bedien. in de Ned. Herv. Kerk. Antwoord aan J.H. Gunning Jr., tevens met het oog op het ‘Adres des Kerkeraads v.d. Ned. Herv. Gem. te 's-Gravenh. aan de Algem. Syn. | |
[pagina 118]
| |
tegen de moderne theologie.’ 's-Grav. 1864. 8o.Ga naar voetnoot1) - Ontwikkeling v.h. geloof aang. 's menschen lot na den dood. 1864. 8o. - Leerr. ov. Mt. 12:49, 50. Bij geleg. der bevest. v. G.H. Lamers uitgespr. 's-Grav. 1866. 8o. - Toelichting tot J.C. Zaalbergs afscheidsgroet. T. voord. der ver. ‘Licht, liefde, leven.’ 's-Grav. 1867. 8o. - De gemeente oordeele! Open Brief aan de leden der Ned. Herv. Kerk in en buiten 's-Gravenh., n. aanl. v.e. der jongste besluiten v.d. Kerkeraad. 's-Gravenh. 1867. 12o. - De Remonstr. Broederschap een getuige voor de gemengde school. Toespr. ov. Joz. XXII:27 en 34, geh. 6 Julij 1869 in de Kloosterkerk te 's-Grav. 's-Grav. 1869. 8o. - Mannen v. naam. Godsd. toespr. ter gedacht, v. J.R. Thorbecke, waarbij de toespraken geh. bij het graf. 's-Grav. 1872. 8o. - Godsdienstig leven buiten en in de wereld. Haarl. 1873. 8o. - Godsd. Toespraak, n. aanl. v.d. ontzettenden moord gepleegd op een onschuldigen knaap v. 13 jaren, uitgespr. in de Willemsk. op 26 Sept. 1880. 's-Gravenh. Z.j. 8o. Voorts gaf hij vertaald uit het Hoogd. uit: H.E.F. Guericke, Geschied. v.h. N.-Test. of N.-T. Inleiding. 2e geheel omgew. uitg. Utr. 1857. 8o. Met S.K. Thoden v. Velzen en M. v. Staveren, werkte hij mede aan de nieuwe uitg. v. U.W. Thoden v. Velzen, Gods leiding met het menschdom. Een vraagb. ov. de geschied. v.h. Godsrijk. (Met W. Scheffer), De noodzakelijke toelichting v.d. Heeren J. Moll Jz., J.H. Bösken, M. Cohen Stuart en H.C. Voorhoeve, uitgetreden leden v.h. Hoofdbest. v.h. Ned. Zendel. Gen., nader toegelicht. 's-Gravenh. 1864. 8o. Ook vormde hij met B. Rienstra van 1867 tot 1882 de redactie van het Bijbelsch Dagschrift, of de invloed des Christendoms op huisselijk en maatsch. geluk, in godsd. overdenkingen op ied. dag des jaars. 's-Grav. 8o. Litteratuur: Hs. Borger. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. I, k. 1131, 1132 (art. E. Zuidema). - Alb. Stud. Rh.-Traj., k. 355. - Reitsma, Herv. en Herv. Kerk, blz. 826. - J.C. Rullmann, De strijd voor Kerkherstel (reg.). - J.H. Gunning J. Hzn., Prof. Dr. J.H. Gunning. Leven en werken. II, blz. 107, 132-135, 147, 160, 163, 169. - v. Doorninck, Verm. en Naaml. Schr., II, k. 306. - Mededeel. v. Ds. J.W.K. Hoevers, pred. te 's-Gravenhage. |
|