Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Abraham Hendrik ten Hoeven]HOEVEN (Abraham Hendrik ten of ter),Ga naar voetnoot1) geboren te Arnhem den 21en Febr. 1782, bezocht aldaar de Latijnsche Scholen. Den 22en Sept. 1798 werd hij ingeschreven als student aan de hoogeschool te Harderwijk, den 12en Sept. 1801 aan die te Leiden. Den 6en Mei 1805 had te Leiden zijn bevordering tot proponent plaats, en op denzelfden dag van zijn examen werd hij beroepen te Lunteren. Na den 19en Juni peremptoir geëxamineerd te zijn, had den 28en Juli 1805 zijn bevestiging in laatstgen. gemeente plaats door Ds. E.J. Post, pred. te Arnhem (m. Tit. II:11-14; intr. m. Rom. I:16). Twee jaren later wees hij beroepingen naar Almelo en Lochem af, maar aan een herhaalde roeping van Lochem gaf hij gehoor; den 13en Maart 1808 werd hij aldaar bevestigd door Ds. B. van den Broeck, pred. te Lochem (m. Ef. IV:11-15; intr. m. Joh. III:30; afsch. te Lunteren 28 Febr. m. Hand. XI: 23b). In 1811 bedankte hij voor een beroep naar Zwolle, in 1813 voor een naar Rotterdam. Zijn derde gemeente was Leeuwarden, waar hij den 3en Sept. 1815 bevestigd werd, na te Lochem 27 Aug. (m. Ef. IV:1) afscheid te hebben genomen. In Nov. 1816 bedankte hij voor een beroep naar Haarlem, in 1817 voor een naar Amsterdam; een herhaald beroep van laatstgen. gemeente nam hij aan, en den 8en Maart 1818 werd hij er bevestigd door Ds. F. Fock, pred. ald. (m. Lc. X:16; intr. 11 Maart m. Mt. XXVIII:18-20; afsch. te Leeuwarden 22 Febr. m. Joh. XVII:11). | |
[pagina 103]
| |
Den 29en Juli 1855 herdacht hij zijn vijftigjarige bediening (m. 1 Tim. I:5). Met ingang van 1 Jan. 1858 verkreeg hij wegens ziekte eervol emeritaat. Na smartelijk lijden stierf hij den 1en Oct. 1858. Hij werd begraven in de Zuiderkerk te Amsterdam. Ter Hoeven werd geprezen om zijn ootmoed van hart en wandel, bescheidenheid en vriendelijkheid in den omgang en ijver in zijn dienstwerk. Vele jaren fungeerde hij als Praeses van het Class. Bestuur van Amsterdam en later van het Prov. Kerkbestuur van N.-Holland. Hij was Ridder der Orde van den Ned. Leeuw. Gedurende zijn verblijf te Lochem huwde hij met Geertruida Elizabeth Munnik; uit dit huwelijk werden drie dochters geboren en een zoon, die jong te Leeuwarden overleed. Van A.H. ter Hoeven bestaat een portret silhouette links kl. 8o. Met handteek., vermoedelijk uit 1845, vgl. Muller, Cat. v. Portr. No 2406. Van hem zag het licht: Predikatie, geh. den 29 Juli 1855, na de vervulling zijner 50jar. Ev. bediening. Amst. 1855. 8o. - Afscheidswoord aan de Ned. Herv. Gem. te Amst. Amst. 1858. 8o (zie ook: Chr. Maandschr. voor den beschaafden stand t. bevorder. v. Bijbelkennis en Chr. leven. Uitg. d.d. Ringsvergad. v. Amst. 1858, blz. 340-352). - [Met M. v. Meeteren en H.J. v. Tol], Ter gedacht. v. Wilhelm Broes, in leven rust. leeraar bij de Ned. Herv. Gem. te Amst., overl. 7 Jan. 1858. 8o. Litteratuur: Verv. Kerk. Regist. Amst. (1818), blz. 117, 118. - Hs. Borger. - Romein, Pred. Friesl., blz. 40, 679; v. Veen, Aanv. en Verbet., blz. 5. - Alb. Stud. Acad. Gelro-Zutph., p. 155. - L.B., k. 1197. - Boekz. 18582, blz. 461, 462. - Chr. Maandschr. als boven 1855, blz. 481-484 (Lat. en Ned. gedicht v. H.J. v. Tol aan A.H. Ter Hoeven bij geleg. v. zijn 50jar. bedien.); id. 1858, blz. 689-693. |
|