[Izack Hoek]
HOEK (Izack), geboren den 25en Oct. 1735, studeerde te Franeker, werd als proponent onder de classis van Z.-Beveland, beroepen te St. Laurens, aldaar bevestigd den 26en Sept. 1784 door Prof. Andriessen, pred. te Middelburg (m. 1 Petr. V:2-4; intr. m. 2 Thess. II:8). Vandaar vertrok hij naar Kapelle (cl. Z.-Beveland), waar zijn bevestiging door Ds. J. Dijkstra, pred. te Kruiningen plaats had den 5en Oct. 1788 (m. Joh. I:6-8; intr. m. 2 Cor. II:2). Zijn derde en laatste gemeente was Pynacker; hier werd hij bevestigd den 29en Mei 1791 door Ds. B. Taay, pred. te Berkel (m. Ef. II:17; intr. m. Ef. III:8). Hij diende deze gemeente tot den 1en Juni 1814, toen hij emeritus werd. Den 26en Oct. van datzelfde jaar overleed hij.
Hij was een verklaard en standvastig aanhanger van de rechtzinnige leer; ‘in latere jaren oefenden lichaamszwakheden en smarten, ook kennelijk hinderlijken invloed op de vermogens en werkzaamheden zijner ziel.’ (Boekz.)
Hij was driemalen gehuwd, en overleefde ook zijne derde vrouw; behalve twee dochters had hij (alleen uit zijn tweede huwelijk) een zoon Jacobus Hoek, overl. 1 Febr. 1835 als pred. te de Lier.
Van Izack Hoek zag later het licht:
De genadeleiding Gods van zijn uitverkoren bondvolk [sic!] voorgesteld in eene leerrede over Jes. XLIX:10a. 's-Gravenh. 1834. gr. 8o. De rechtvaardiging v.d. uitverkoren zondaar om niet, door de verlossing, die in Christus Jezus is, voorgesteld in eene leerr. over Rom. III:24. 's-Gravenh. 1834. gr. 8o. - De Rotssteen des rechtvaardigen, of Gods onveranderlijke Verbondstrouw in de ure v. verdrukking en vervolging, voorgesteld in een leerr. over Spr. III:25 en 26. 's-Gravenh. 1834. gr. 8o.
Litteratuur: Boekz. 1814b, 637-639. - Meded. v.d. Hr. W.M.C. Regt.