Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Nicolaas Stoffel Hoek]HOEK (Nicolaas Stoffel), zoon van A. Hoek, Equipagiemeester of Directeur bij de Marine, wiens naam in de Ned. Herv. Gemeente te Rotterdam een goeden klank hadGa naar voetnoot1), werd in laatstgen. stad geboren in Juni 1782. Na het Erasmiaansch gymnasium aldaar te hebben doorloopen, werd hij ingeschreven als student te Utrecht den 19en Sept. 1801; aan het daar genoten onderwijs van Hennert en v. Heusde, maar vooral aan dat van Heringa, verklaarde hij veel te danken te hebben voor zijn gemoed en | |
[pagina 69]
| |
verstand. Den 11en Mei 1808 tot proponent bevorderd te Arnhem, werd hij den 4en Dec. d.a.v. bevestigd te Zijderveld (door Ds. H. Uden Masman, pred. te Koorndijk (Goudswaard) m. Mt. XXV:29; intr. m. Joh. VII:16, 17). Vandaar vertrok hij naar Engelen, waar hij den 9en Dec. 1809 bevestigd werd (door Ds. O. v. Tricht, pred. te Well en Ammerzoden m. 2 Cor. V:19b; intr. m. Jac. I:27; afsch. te Zijderveld 25 Nov. m. 2 Thess. III:16b). Na in Febr. 1815 bedankt te hebben voor een beroep naar Burgh, nam hij in datzelfde jaar dat naar Kampen aan, waar zijn bevestiging den 8en Oct. 1815 plaats had (door Ds. A.W. van Vloten, pred. ald. m. 2 Cor. III:6; intr. m. Mt. XI:30; afsch. te Engelen 17 Sept. m. Ps. CXXXVII:15). Voor een den 19en Nov. 1817 op hem uitgebrachte beroeping te Nijmegen bedankte hij. Hij bleef te Kampen predikant tot zijn overlijden den 2en Sept. 1852. Een oogziekte belette hem zich aan verdere wetenschappelijke studie te wijden, al bleef hij zich zooveel mogelijk van de resultaten der wetenschap op de hoogte stellen. Zoo werd hij almeer in praktische richting gedreven; zijn liefste werk was preeken en catechiseeren; dit laatste deed hij meesterlijk; ook in zijn examineeren als lid van het Prov. Kerkbestuur blonk hij uit. Buitendien was hij een zeer begaafd origineel kanselredenaar, zoowel door zijn uiterlijke welsprekendheid als door den opzet en inhoud zijner preeken. Hij sprak ‘uit het hart tot het hart’. Hartog t.a.p. noemt hem dan ook onder de predikers, op wie de Ned. Herv. Kerk roem mag dragen. Ook onder veler lofprijzing bleef hij nederig. Daarbij kenmerkte hem oprechtheid en in den omgang medegevoel met anderen. Hij behoorde tot de vrijzinnige richting. Onderscheiden functies werden door hem bekleed. Gedurende een reeks van jaren was hij Scriba van den Ring Kampen, Praeses der Classis, President van het Prov. Kerkbestuur van Overijssel, ook was hij lid van de Alg. Syn. Commissie. In het Bijbel- en Zendelinggenootschap en in de Vereen. ‘Hulpbetoon’ toonde hij zijne daadwerkelijke belangstelling; van het departement Kampen van de Maatsch. t. Nut v. 't Algem. was hij medeoprichter en voorzitter. Hij huwde te Utrecht met Margaretha van Scherpenzeel (ondertr. ald. 27 Oct. 1808). Een der zoons uit dit huwelijk, volgt hierna. Portretten van hem worden in de bekende Catalogi van Portr. niet vermeld. Van hem verscheen in druk: [Met A.W.v. Vloten], Viertal Leerred, 's-Hertogenb 1822. 8o. - [Met H.J. Tol en G.H. Hein, predd. te Kampen], Leerredenen ter gelegenh. v.d. Overysselschen Dankdag voer 't gewas. Kampen. 1831. 8o. - Synodale Leerr., uitgespr. te 's-Gravenhage.... Op den 7en Juli 1833. 's-Hertogenb. 1838 8o. - Het Koningrijk van God. Leerr., uitgespr. op den 325en gedenkdag der Kerkherv. Kampen. 1842. 8o. - Twaalftal Nagelaten Preken. (Met voorr. v.J. Hoek). Schoonhoven. 1853. Gr. 8o. Litteratuur: J. Hoek, Voorr. voor Twaalftal Nagel. Preken. - Frederiks en v.d. Branden, Biogr. Wdb., blz. 353. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. IV, k. 582 (art. Dr. W. Zuidema). - Hs. Borger. - Alb. Stud. Rh.-Traj., k. 194. - J. Hartog, Predikk., blz. 387. - Boekz. 1823a, 383; 1831a, 148-150. - Knuttel, Cat. Pamfl. VII, No 27079. |
|