[Jelmer Hinlópen]
HINLÓPEN (Jelmer), den 11en October 1753 te Utrecht geboren als zoon van den voorgaande en van Isabella Cornelia van den Burgh, liet zich in 1774 te Utrecht inschrijven en werd aldaar op 5 Maart 1776 tot proponent bevorderd. Den 28en Mei van dat jaar ontving hij een beroep naar De Vuursche en diende deze gemeente van 14 Juli 1776 tot 21 Juni 1778, om vanhier naar Loosduinen te vertrekken, waar hij op 20 Februari 1778 beroepen was. Na den 12en Juli 1778 aldaar intrede te hebben gedaan, arbeidde hij er tot 11 Maart 1781 en volgde een beroep naar Zaltbommel, dat den 7en December 1780 op hem was uitgebracht. Hier was hij werkzaam van 1 April 1781, totdat hij door zijn grooten ijver voor de studie, reeds den 19en Februari 1783 op 29jarigen leeftijd overleed, twee - volgens de Boekz. drie - zoons nalatende. Hij was den 27en April 1778 gehuwd met Jonkvr. Petronella Johanna Godin van Drakenstein, geboren te Utrecht op 21 Juli 1753 en aldaar den 31en Januari 1791 overleden. Jelmer Hinlópen gaf een Dissertatio philosophica de eo quod Arabes ab Aramaeis acceperunt et in suam loquendi ac scribendi rationem derivarunt (Traj. Bat. 1775), aanwezig in de Bibl. d. Maatsch. v. Ned. Lett.
Zijn jongere broeder Mr. Jan Hinlópen (1759-1808), bekend als staatsman, letterkundige en dichter, de bijzondere vriend van Bellamy en hooggeëerd door koning Lodewijk Napoleon, is de de dichter geweest van No 49, 56 en 71 der Evangelische Gezangen (Bronsveld, De Evang. Gezangen, 234 vv., 248, 280; St. v. W. en Vr., 1913, 37-51).
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Vorsterman van Oyen, Stam- en Wapenboek van aanz. Ned. fam., II, 65. - Cat. Letterk., I, 983. - Alb. Stud. Rh. Traj., 169. - Boekz. passim.