[Gerard Jan Hillers]
HILLERS (Gerard Jan), zoon van Andreas Hillers, praeceptor aan de vijfde Latijnsche school te Groningen, en van Lucia Oostrum, werd aldaar in 1706 geboren en reeds op 8 Juni 1720 aan de Groningsche Hoogeschool ingeschreven. Den 29en October 1726 tot proponent bevorderd, nam hij gedurende een half jaar, wegens zwakte van Ds. Abraham Hellenbroek, te Rotterdam voor dezen den predikdienst waar; daarna volgde hij een beroep naar Noordhorn (Westerkwartier) op, dat den 16en Juni 1728 op hem was uitgebracht, en werd op 3 October van dat jaar aldaar bevestigd. Vanhier ging hij naar Anlo, dat hem den 3en Februari 1732 had beroepen; na den 5en October bevestigd te zijn, deed hij er een week later intrede en bleef in deze gemeente werkzaam tot zijn overlijden, 29 Mei 1756, hoewel beroepen te Steenwijk en te Purmerend op hem waren uitgebracht. In 1735 was hij gehuwd met Fenna Huisinga, die hem twee kinderen schonk: Henricus en Anna Lucia Sulammith.
Hillers gaf in druk: Het bezworen Israël door den groten Profeet en Man Godts Moses, uit Deut. XXX:19 en de begeerde Romeinen van den Apostel Paulus, om haer 't Euangelium te verkondigen, uit Rom. I:13... Betoogt, aangedrongen en toegepast bij gelegentheit van uitgang uit de Gemeente van Noordhoorn en inzegening in die van Anlo (Gron. 1733). - Verhandeling van de konstwoorden en uitdrukkingen, welke men in de Christelijke zeden-lere wel of qualijk gebruikt (Gron. 1741).
Zijn zoon Henricus Hillers (proponent 1 September 1756, predikant te Anlo 1757-1780 en daarna te Weener) schreef een specimen, doorhem op 11 December 1754 verdedigd, en gedrukt als: Bovennatuurkundig vertoog, waar in dat geen't welk twyffelagtig is in de vraag aangaande de geschapene beste werelt, opgehelderd wort (Gron. 1755).
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Alb. Stud. Gron., 167. - Boekz., 1755b, 351, 352; 1756b, 229-233.