Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Jacob van Heusden]HEUSDEN (Jacob van), een der zestien kinderenGa naar voetnoot1) uit het huwelijk van Jacob v. Heusden, Notaris en Procureur, en Johanna van der Plas, werd den 30en Jan. 1757 geboren te Hilvarenbeek. Te 's-Hertogenbosch bezocht hij de Latynsche School, waar hij vele prijzen behaalde, en die hij verliet met het uitspreken op 22 Febr. 1766 van eene oratie in agricolarum vitae laudem. Den 13en Sept. 1777 had zijne inschrijving plaats als student te Leiden, waar J.H. van der Palm en Ew. Kist tot zijne vrienden en Ew. Hollebeek tot zijne leermeesters behoorden. Den 3en Febr. 1783 tot proponent bevorderd door de classis Leyden en Neder-Rhijnland, werd hij den 29en Dec. van dat jaar beroepen tot adjunct-predikant te St. Oedenrode, en werd hij, na den 4en Febr. 1784 peremptoir geëxamineerd te zijn voor de classis Peel en Kempenland, als gewoon predikant in gen. gemeente bevestigd den 7en Maart d.a.v. door Ds. P. Keuchenius, pred. te Hilvarenbeek (m. Mal. II:7; intr. m. 1 Thess. II:20). Den 29en Apr. 1792 nam hij aldaar afscheid (m. 2 Thess. III:18), om den 6en Mei d.a.v. bevestigd te worden te Hilvarenbeek, Diessen en Riel door Ds. R. Alberthoma Chevalier, pred. te 's-Hertogenbosch (m. Mc. XVI:15b; intr. m. 2 Cor. VI:1). In 1807 werd de zeer moeilijk bereikbare gemeente Lage Mierde met zijn geboorteplaats gecombineerd, en verkreeg hij dientengevolge 150 gld. tractementsverhooging. In Apr. deed hij aldaar intrede (m. Joh. XX:26-29). In datzelfde jaar bedankte hij voor eene beroeping naar Arnemuiden. Een toezegging van beroep naar Vlissingen werd door hem afgewezen. Den 19en Nov. 1809 wijdde hij de nieuwe, onder vele bezwaren gebouwde kerk te Hilvarenbeek in (m. Ps. CXXXIII); de oude kerk was tengevolge der Staatsregeling van 12 Juli 1798, den 22en Aug. 1799 door de Roomschen genaast ondanks alle mogelijke pogingen door v. Heusden aangewend om dit te voorkomen. De godsdienstoefeningen hadden daarop plaats in een stal. De oude pastorie, op dezelfde manier genaast, werd aanvankelijk nog van de Roomschen gehuurd; nadat de huur weldra aanmerkelijk verhoogd was, werd V. Heusden gerechtelijk gesommeerd haar te verlaten tegen 1 Mei 1807; hij wendde zich daarop tot Lodewijk Napoleon, met dit gevolg dat deze 6000 gld. schonk aan de Herv. Gemeente tot bouw eener nieuwe kerk onder bepaling dat de pastorie aan deze zou worden overgedragen. Aan v. Heusdens overleg en goede administratie was het te danken dat de door aankoop der pastorie zeer verzwaarde gemeenteschuld geregeld werd afgelost en in de onderhouding beide van pastorie en kerk behoorlijk kon worden voorzien. Bij het uitbreken der Belgische onlusten ernstig bemoeilijkt kon hij zijn werk niet als vroeger verrichten, maar tot scheiden van zijn ambt kon hij nog niet besluiten. Eindelijk overtuigd dat het spoedig daartoe komen moest, kon hij bij het uitspreken van zijn laatste preek (over Mt. VI:33), zijne aandoeningen, die hij anders meester was, nauwelijks bedwingen. Met ingang van 1 Juli 1839 verkreeg hij emeritaat salvo honore et stipendio, waarna hij bleef wonen in zijn geboorteplaats, waar hij den 7en Maart 1841 overleed. | |
[pagina 799]
| |
Van Heusden was een geleerd man, die niet alleen zuiver en vloeiend Latijn en Grieksch sprak, het Hebreeuwsch grondig kende; ook was hij bedreven exegeet en had zelfs verstand van rechtsgeleerdheid en geneeskunde. Zijne drie zonen bereidde hij zelf voor tot de Academie, waar zij tot drie verschillende faculteiten behoorden. Zijn verhandeling over het onderzoek der H. Schrift werd door het Haagsch Genootschap met zilver bekroond. Niet alleen de belangen van eigen gemeente, maar van de gansche Ned. Herv. Kerk had hij op het oog. Temidden van de onaangenaamheden en gevaren, waaraan hij sedert de omwenteling van 1795 was blootgesteld, gaf hij zijne Aanmerkingen uit op een anoniem verschenen geschrift: de Godsdienst afgezonderd van den Staat, waarin hij de stelling dat de Staat met de bezoldiging der Herv. Kerk niets te maken had in verband met de verplichting tot uitbetaling der tractementen, zakelijk bestreed, later gevolgd door een eveneens naamloos verschenen Praeadvys, van zijn hand (zie onder zijn geschriften), zonder vermelding van den drukker, maar alom te bekomen. Van zijn vredelievendheid gaf hij ook blijk door zijn optreden in den twist, in 1795 te Gouda ontstaan over de admissie van den politiek afgezetten, doch daarna weder herstelden Herv. predikant J.W. Bussingh, tegen wien de overige predikanten, gesteund door den kerkeraad, positie namen. De Goudsche gemeente werd dientengevolge in twee partijen verdeeld. Vruchteloos mengden zich de kerkelijke en burgerlijke autoriteiten erin. Van Heusden begaf zich daarop in eigen persoon naar Gouda (begin Mei 1802). Na een driedaagsche reis vervoegde hij zich bij het ministerie van predikanten, en den volgenden dag bij Bussingh; in een op zijn aandringen belegde kerkeraadsvergadering den 7en Mei mocht v. Heusden de voldoening smaken dat een schikking getroffen en de twist, zeven jaren lang met groote bitterheid gevoerd, bijgelegd werd. Allerwege, ook buiten Gouda, werd hem lof toegebracht. In een paar geschriften zette hij zijn standpunt uiteen ten opzichte van de Formulieren der Ned. Herv. Kerk. Zijne voorlezing over het gebruik daarvan moest dienen ter afwering van aanvallen, die men op de Formulieren had gericht. Bij het begin der kerkelijke afscheidingsbeweging van 1834 handelde hij nogmaals in 't bijzonder over het gezag der symbolische boeken. Hij wenschte hierbij onderscheid gemaakt te zien tusschen leer en leerwijze; de wijze, waarop de Bijbelsche leer van den weg der zaligheid werd voorgedragen, beoordeelde hij naar de begrippen van den tijd, waarin de Formulieren waren opgesteld. Vooral heeft v. Heusden naam gemaakt door zijn met gunstigen uitslag bekroond pogen om de grondbeginselen der Maatschappij van Weldadigheid, waarin hij groot belang stelde, ook in N.-Brabant toegepast te zien. Den landbouw achtte hij een geschikt middel tot bewaring en versterking van kleine Protestantsche gemeenten. Hij was er niet blind voor hoe in zijne provincie menige Protestant, die den landbouw of een ander handwerk uitoefende, van Roomsche zijde zwaar in zijn bestaan werd gedrukt, hetgeen oorzaak werd dat dezulken zich veelal elders vestigden, waardoor tal van N.-Brabantsche gemeenten in kwijnenden toestand verkeerden. Bijzonder te Breda en in N.-Holland wendde hij pogingen aan om te geraken tot oprichting eener Maatschappij ten einde bedoeld verschijnsel tegentegaan. Vond hij aanvankelijk toejuiching, straks dreigde de zaak verijdeld te worden vanwege de vele daartegen geopperde bezwaren. De ijver van v. Heusden werd echter ten slotte bekroond door de stichting den 18en Juli 1822 te Breda van de Prot. Maatschappij ter bevordering van welstand, door ondersteuning | |
[pagina 800]
| |
en voorlichting, zich ten doel stellend Prot. hulpbehoevenden voortelichten, te steunen en landerijen aantekoopen om hun gunstige uitzichten voor de toekomst te openen. O.a. in zijn Peter en Anna of de gelukkige Landbouw (in 27 hfdst. verdeeld) diende hij daarbij zelf van voorlichting. In Juni 1830 werd de naam der stichting veranderd in Maatsch. tot bevordering van welstand, voornamelijk onder Landlieden; maar het doel bleef hetzelfde. Weldra nam de Maatsch. in kracht en groei toe, en in den loop der jaren heeft zij onberekenbaar nut gesticht. Meende v. Heusden voor het voorzitterschap te moeten bedanken uithoofde van zijn leeftijd en zijn afgelegen woonplaats, hij werd daarop toch tot voorzitter benoemd met een Provisioneelen voorzitter nevens hem, die de gewone werkzaamheden waarnam. In 1839 werd hij tot Honorair Voorzitter benoemd. Zoolang mogelijk woonde hij de algemeene vergaderingen trouw bij, en tot het laatst toe leefde hij mee in de belangen der Maatschappij. In dit verband verdient vermelding dat hij ook voor de belangen van niet-Protestanten zich vaak moeite gaf. Van Heusden was werkzaam in verschillende kerkelijke functies. In de allereerste vergadering van het Classicaal Bestuur van 's-Hertogenbosch den 27en Maart 1816 trad hij op als Assessor. Hij vervaardigde een Reglement van orde voor de zitting en werkzaamheden van gen. Bestuur, en samen met den Praeses het Regl. op de Weduwen-beurs der Classis 's Bosch in 1817 en 1818. Als Praeses van gen. Bestuur trad hij op den 30en Nov. 1825; als Praeses van het Prov. Kerkbestuur van N.-Brabant werd hij benoemd voor het jaar 1832; en hij bleef dit jarenlang. In die verschillende betrekkingen onderscheidde hij zich door kunde en karakter. Ook van den Ring Oisterwijk was hij jarenlang Voorzitter; als zoodanig vervaardigde hij een reglement voor de vergaderingen van dien Ring. Zijn lezing over Ps. CXLIV (zie blz. 801) droeg hij in een van deze, den 24en Sept. 1816, voor. Van Heusden huwde den 9en Juli 1790 met mej. Wilhelmina Cornelia de Bruyn (geb. te Middelburg), met wie hij zijn gouden bruiloft vierde; zij overleed 10 Jan. 1854. Hun oudste zoon volgt hierna. Van Heusdens biograaf Ds. J.J. Sprenger van Eyk was door huwelijk zijn kleinzoon, en tevens zijn opvolger te Hilvarenbeek. Bij Kon. Besl. d.d. 28 Sept. 1840 benoemd tot Ridder der Orde v.d. Nederl. Leeuw, ontving v. Heusden daarvan het ordeteeken juist den dag vóór zijn sterven. Van hem bestaat een portret in steendruk borstb. links, in gekleeden rok m. ridderorde. N.A. du Bois door P. Barbiers. Met facs. kl. fol. Chin. papier. Vgl. Muller, Cat. v. Portr., No 2369. Van Jac. v. Heusden zag het licht: Verhandel. in welke het onderzoek der Heil. Schrift den Christenen, zo voor zichzelven, als met hunne huisgenoten, aangeprezen, en tevens aangetoond wordt, hoe het zelve, op de meest gevoeglyke wyze, tot recht verstand en troost, volle bevestiging der waarheid, kan worden in het werk gesteld. 78 blz. In: Verhand. v.h. Genootsch. t. verded. v.d. Chr. Godsd., opger. in 's-Hage, v.h. jaar MDCCLXXXIX. Amst. MDCCXCI. - [Anon.] Aanmerkingen op een geschrift, getiteld: De Godsdienst afgezonderd v.d. Staat. Opgedragen aan de aanstaande Nationale Vergadering der Nederl. Republiek. Dordr. Z.j. (1795). - [Anon.] Een Praeadvys hoe de leeraars der Herv. Kerk, ingevolge het decreet der Nation. Vergadering ter afschaffing v. alle heerschende Godsdienst, zich voortaan te gedragen hebben. Amst. Z.j. 8o. - Het beminnelijke v.d. plegtige Godsdienstige samenkomsten der christenen, voorgesteld in eene leerr., naar | |
[pagina 801]
| |
Psalm CXXXIII, bij gelegenh. der inwijd. v.h. nieuwe Kerkgebouw der Hervormden te Hilvarenbeek, den 19den Nov. 1809. 's-Hertogenb. 1811. 8o. - [Anon.] De dag des Heeren. Eene Zamenspraak tusschen den Heer B. en Mevrouw V. 's-Hertogenb. 1824. kl. 8o. - Voorlezing, behelzende een woord over het gebruik v. Geloofs-belijdenissen of Symbolische boeken, ter bereiking v. derzelver bedoeling, eenheid des geloofs onder de belijders v.h. Christendom. 's-Hertogenb. 1825. Gr. 8o. - [Anon.] De voortreffelijkheid v.h. Gereformeerde boven het Roomsche geloof in gemeenzame gesprekken. Breda. 1830. 12o. - Het behoorlijk eerbiedigen v.d. Geloofs-formulieren der Herv. Kerk in Nederl., beschouwd als het geschiktste middel ter bereiking v. derzelver doel, de eenigheid des geloofs, ook bij de tegenwoordige onrust, in dezelve verwekt. 's-Hertogenb. 1836. gr. 8o. - [Anon.] Het groot belang der Gereformeerden om zich van de Roomsche Kerk gescheiden te houden. Amst. en Rott. 18.. - Kort onderwijs in de Chr. Godsdienst, naar de belijdenis der Hervormden. 3de dr. 's-Hertogenb. 1836 (1ste dr. ald. 1823) kl. 8o. Onder de spreuk van Crispus Salustius: Pulchrum est bene facere Reipublicae, etiam bene dicere haud absurdum est gaf hij een kleine verhandeling (Breda 1830) ter aanbeveling van de Maatsch. v. Welstand enz. en met hetzelfde doel later het anon. verschenen geschrift: Peter en Anna, of de gelukkige Landbouw. Breda. 1834. In Boekz. Jrg. 1816b, blz. 743-745 plaatste hij een Kort Overzigt van den CXLIVsten Psalm. (Voorgelezen in de Ringvergader. v. 24 Sept. 1816 te Oisterwijk). Litteratuur: J.J. Sprenger v. Eyk, Jacob van Heusden, Ridder der Orde v.d. Ned. Leeuw, Oud-Presid. v.h. Prov. Kerkbestuur in N.-Braband, Rust. Predt. v. Hilvarenbeek, in zijn verdienstelijk leven geschetst. M. aanteek. Rott. 1841. - v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 232. - Glasius, Godg. Ned. II, blz. 92-95. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. I, k. 1100 (art. v. Dr. W. Meindersma). - Kist en Royaards, Arch. K.G. V (1834), blz. 288. - Alb. Stud. L.B., k. 1125. - v. Doorninck, Verm. en Naaml. Schr. II, k. 10, 65, 161, 443, 453, 621. - A. Kuenen, Het Haagsch Genootsch. enz., blz. 89. - N.-Vadert. Biblioth. VI, No 10. - J.W. Bussingh, Twee Leerredenen. Rott. 1802. - Vaderl. Letteroefeningen. Jrg. 1826. 1ste st., blz. 463-465; id. Jrg. 1831, 1ste st., blz. 534, 535. - Het Geslachts-Register van de Fam. van Heusden, met de aanverwante takken, naar de offciëele inlichtingen van 1716 af, tot de Achterkleinkinderen van Jacob v. Heusden, predt. te Hilvarenbeek. (Niet in den handel). Uitg. ter drukkerij te 's-Hertogenbosch. Febr. 1888, blz. 22, 54-57. - Boekz. Jrg. 1776a, blz. 320, 321; jrg. 1802a, blz. 548; jrg. 1813b, blz. 260-267; jrg. 1841a, blz. 405, 406, 530, 531, - Alphab. Naaml. 1833-1849, blz. 29. - Jaarverslag v.d. Maatsch. v. Welstand 1824, 1826. |
|