schranderen wijsgeer, den Heere Willem Deurhoff. (Amst. 1717. 4o), een wonderlijk mengelmoes van lof en blaam, waarin ook C. v. Heusden in zijne op rijm gebrachte woorden op schimpende wijze tegen Deurhoff zijn gemoed ontlastte. Hierop deed hij volgen: Afgeperste Verantwoordinge wegens het Gedigt voor hem uitgegeven. Ter onsterv'lyke opvaard van Willem Deurhoff; Tegen alle de onheusche en valsche beschuldigingen van de Lievelingen des overledene, in verscheidene Gedigten uitgebracht: Waar in de Gevoelens, den zelven te Last gelegt, uit zyne Schriften, met behoorlyke bewys-stukken worden bevestegd, en deszelfs schand- en schaadlykheid aangeweezen. Amst. 1719. 8o.
Later gaf hij nog uit: Het Allervolmaakste, Van alle Schepzelen zakelyk onderscheiden hoogstgeduchte Goddelyk - Wezen: 't Geen Pontiaan van Hattem en zyne Navolgers lasterlyk noemen 's Werelds Afgod, Dagon, Satan enz.; Dat zy Goddeloosheid toeschryven, en Welks Val en Verlochenhige zy zeggen te moeten en te willen bevorderen: Tegens dezelven betoogt den Eenigen, Eeuwigen, Waaragtigen en Levendigen God, Den Schepper en Onderhouder der Wereld, ende den Wetgever en Richter van alle redelyke Schepzelen Zakelyk te zijn: Met de nodige Berichten en Bewys-stukken tot het een en ander dienende. Vervat in vyf Brieven aan den Heere N. N:. Opgestelt van eenen Liefhebber der Waarheid, Ende vervolgens in 't licht gegeven Door Corn. v. Heusden, Kranken-Bezoeker t' Amsterdam, Ter Waerschouwinge voor de Menigvuldige Voorstanders en Voortplanters der Atheistery en Vrygeestery, die heden daags onder 't Uitterlyke Christendom schuilen; En byzonderlyk tegens Hendrick Woutelaars; Weleer te Amsterdam alzo bekend en woonachtig, Maar door de WelEd. Gr. Achtb. Heeren Burgemeesteren in het Jaar MDCCXXXI om die reden uit dezelve stad gezet.
Tweede Briev., waarin van Hattems evengemelde Allerysselykste godslasteringen, en Woutelaars volstrekte overeenstemminge met Hem, ook die v. hun beide in het Hoofdzakelyke met Spinoza, niet alleen middagklaar in 't Algemeen bewezen, mitsgaders hunlieder bedriegeryen naakt ontdekt en aanvankelyk wederlegt worden; maar ook de Regtzinnige Waerheden in veele stukken daer tegens overgestelt en verdedigt zynde tusschen en onder den text ten dien einde in en bygevoegt de Twee Verklaringen van G. v. Heukelom, J. v. Dam en J. v. Stendel tegens Woutelaars, ende eenen Briev van Hem eigenhandig aan J. Ziegenmeyer geschreven, met verscheiden Aanmerkingen daarop; mitsgaders veele Verhandelingen over zeer gewigtige Metaphysice en Theologice Stoffen: ende in 't byzonder tegens de Metaphysica van den Heere Christian Wolff, Mathem, et Philosoph. Profess: primar: te Marburg etc. etc.; dog allervoornaamst tegens de Ongodistische Gevoelens en Schriften von Willem Deurhoff en zijne navolgeren. Amsterd. MDCCXXXIV. 4o.
Tegen C. Bouman en diens vrienden, die hij beschuldigde aanhangers van Deurhoff te zijn, schreef hij: 'T Vervolg Op de Onpartydige Vraagen Gedaan aan C. Bouman, Over zyn Eigen Stellingen, in zyn Brieven aan Willem Beumer, en Andries de Vrind, en onpartydig Onderzoek, nopens Gods Aenbiddelijke Werking, etc. tegen het Onderzoek v. Willem Deurhof; waar ontdekt word, de ontrouwe behandelinge van Carel Bouman tegen de Persoon en Naam v. Cornelis van Heusden in zijn Historisch Verhaal v.d. zuivere en Rechtvaardige behandelinge der Eerw. Kerkenraad v. Amterdam. Waar by komt een Aanwysinge, dat Abram Raap ontrouw handelt, in zyn uitgegeven twee gehouden Samenspraaken en beweezen word zyn verdraayen van de
Waarheid in Leugen. Amst. 1741. 4o.