met een sterk gestel. Toen echter op zeventigjarigen leeftijd de arbeid hem te zwaar werd, ontsloeg de kerkeraad hem op zijn verzoek voor de helft van zijn dienst, terwijl een derde predikantsplaats gesticht werd. Den 8en Sept. 1907 preekte hij voor het laatst; bronchitis en hartzwakte sloopten daarop zijn lichaam, en den 24en Oct. d.a.v. overleed hij, zittende in zijn stoel. Den 28en had zijn teraardebestelling plaats op de begraafplaats ‘Bergklooster’ bij Zwolle.
Hessels was iemand van invloed in de Gereformeerde Kerken. Zijn woord besliste meestal. Gewoonlijk was hij afgevaardigde van de Classis Zwolle naar de Particuliere Synode, en van 1872 af werd hij eerst door de Prov. Synode van Groningen en daarna door die van Overijsel bijna onafgebroken naar de Generale Synode afgevaardigd. Jarenlang was hij lid van de Synodale Commissie der toenmaals Chr. Geref. Kerk, en meermalen lid van het Moderamen der Synode, gelijk hij ook op de het laatst vóór zijn dood gehouden Synode van Utrecht assessor was. In het Curatorium van de Theol. School te Kampen, tot wier eerste en beste leerlingen hij behoorde, had hij tal van jaren zitting; nog in zijn sterfjaar leidde hij de Juli-vergadering als voorzitter. Hij was geëerd en bemind bij zijne mede-curatoren, bij hoogleeraren en ook bij de studenten, in wier leven hij zich goed wist te verplaatsen. Sinds 1902 maakte hij ook deel uit van de Commissie van Toezicht op het aan de Theol. School verbonden Gymnasium. Bijzonder legde hij den nadruk op de kennis der Oude Talen en met vaardigheid examineerde hij in Bijbelsche Geschiedenis en Geloofsleer.
Den 31en Oct. 1903 erkende de Regeering zijne verdiensten door hem te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Hessels was gehuwd eerst met Aaltje Hessels (overl. 1889); later (in 1892) hertrouwde hij met Pietje Rypma, eerder wed. van Dr. C. Vermeulen, die, zelve ernstig ziek, hem overleefde. Vier kinderen werden hem te Bedum door den dood ontnomen; ruim vijf jaren vóór zijn overlijden moest hij zijn zoon Johannes, leeraar aan bovengen. Gymnasium, ten grave brengen. Van de zeven kinderen (uit zijn eerste huwelijk) liet hij bij zijn ontslapen slechts één dochter achter, gehuwd met Ds. A.M. Donner, pred. te Amersfoort.
Aan de levensschets van diens hand (zie onder ‘Litterat.’) is een portret van Hessels toegevoegd.
Van J. Hessels zag het licht:
De onsterfelijkheid der Ziel. Eene lezing geh. te Groningen en Appingedam. Delfzijl. 1880. - De roem v.d. Evangeliedienaar. Gedachtenisrede geh. bij gelegenh. v. zijne veertigjarige Ev. bediening op 21 Sept. 1902. Zwolle. 1902, gr. 8o. m. portr. |
Met T. Bos en H. Dijkstra vormde hij de red. van den 20en tot 25en jaargang van De Vrije Kerk. Geref. Stemmen voor Kerk, Godgeleerdheid en Zending. Leiden. 1894-1899. post 8o. |
Met J.H. Feringa en H. de Cock gaf hij uit: Kerkenordening der Geref. Kerken in Nederl.; benevens de daaraan verbonden besluiten der Gener. Synode v. Dordrecht, in den jare 1893. Kampen. 1894. kl. 8o. Nieuwe uitg., vermeerd. m.d. besluiten der Synode te Middelburg in 1896. |
Litteratuur: In Memoriam. Ds. J. Hessels. Levensschets en Grafredenen. M. portr.). Zwolle. 1907. - A.M. Donner, Ds. J. Hessels, dezelfde Levensschets als hiervoor in: Handboek t. dienste v.d. Geref. Kerken in Nederl., voor het jaar 1908.