Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Claudius Henricus van Herwerden]HERWERDEN (Claudius Henricus van) werd den 1en Juli 1802 geboren te Zutphen als oudste der vier kinderen uit het huwelijk van Claudius Henricus v. Herwerden (zie hiervóór, blz. 760, 761) en Sara Maria Wolterbeek. Hij werd ingeschreven den 19en Sept. 1820 aan de Academie te Groningen, waar hij met zijne moeder en zijne zuster het bovenhuis van zijn oom Prof. H. Muntinghe bewoonde. Samen met zijne vrienden P. Hofstede de Groot (later gehuwd met v. H.s zuster) en M.A. Amshoff wijdde hij er zich eerst vooral aan de vrije studie der oude talen; zij vertaalden o.a. Grieksche treurspelen. Dat zijne theologische studie hieronder niet leed bewijst wel dat zijne beantwoording van de door de Theol. Faculteit ald. uitgeschreven prijsvraag over het gezag en de bevoegdheid van den hoogepriester onder Israël (zie onder zijne geschriften) bekroond werd. Den 10en Mei 1826 samen met P. Hofstede de Groot, door het Prov. Kerkbestuur van Groningen tot de Evangeliebediening toegelaten, promoveerde hij den 13en Dec. van datzelfde jaar tot Theol. Doctor na verdediging van een proefschrift over het Boek Josua. Den 24en Dec. d.a.v. werd hij bevestigd te Hontenisse door Ds. J.C. Niedelstein Walter, pred. te Hulst (m. 1 Petr. V:2-4; intr. m. Fil. IV:13). Na in Nov. 1828 bedankt te hebben voor eene beroeping naar Sas van Gent, gaf hij enkele maanden later gehoor aan de roepstem van Deventer, waar hij den 26en Juli 1829 bevestigd werd door Ds. J. Moll Jak. zn., pred. ald. | |
[pagina 764]
| |
(m. 1 Cor. I:6; intr. m. Rom. I:16a, afsch. te Hontenisse den 12en Juli m. 1 Thess. III:8). Na in 1830 een beroeping naar Utrecht bedankt te hebben, nam hij in Dec. d.a.v. een andere, naar Groningen aan, waar hij den 1en Mei 1831 bevestigd werd door Ds. J.P.A. Wintgens, pred. ald. (m. 1 Thess. V:24; intr. m. Lc. XXIV:36; afsch. te Deventer den 24en Apr. m. 1 Cor. XIII:13). Hij bedankte (Dec. 1831) voor Leiden, later (Febr. 1832) voor Amsterdam, en bleef te Groningen werkzaam gedurende ruim een halve eeuw; den 30en Juni 1881 emeritus geworden, overleed hij 31en Juli d.a.v. te Bad Eilsen, waar hij, gelijk meermalen vroeger, voor herstel van gezondheid was heengereisd. Te Groningen werd hij begraven. Hij was in meer dan één opzicht een man van beteekenis, van wien invloed uitging; niet slechts een welsprekend prediker, maar ook een geleerd theoloog. Prof. Muntinghe voorspelde, toen zijn neef en P. Hofstede de Groot nog studenten waren: v. Herwerden wordt een kanselredenaar, en de Groot zal naam maken in de geleerde wereld. Toch is ook de eerste een geleerde geworden, al heeft hij geen school gesticht gelijk de ander. Beide vrienden werkten in later tijd samen mede aan de Synodale vertaling van het N.-Testament. Én als redenaar én als wetenschappelijk theoloog trad v. Herwerden op den voorgrond in de Groninger Predikantenvergadering, die, in 1846 opgericht, ten doel had practisch werkzaam te zijn ten bate der gemeenten en niet om als voorvechters optetreden van een of andere godgeleerde school. Van 1850 af was v. Herwerden haar voorzitter gedurende bijna vijf-en-twintig jaren; hij werd als zoodanig jaren gekozen omdat hij de aangewezen man was voor het houden van een feestrede, zooals bij de feestelijke inwijding van het nieuwe Academiegebouw. Meermalen gaf hij in zijn declamatorische openingsredenen beschrijvingen van zijne reizen, zooals naar Parijs en naar de eerste Londensche wereldtentoonstelling; zijne hoorders zagen dan met zekere jaloersche bewondering tegen hem op; van Herwerden was een man van fortuin, die zich het reizen veroorloven kon. Zijn voordrachten, niet vrij van gezwollenheid, werden gewoonlijk voor de vuist voorgedragen, en meermalen later op verzoek der hoorders afzonderlijk in druk uitgegeven; overigens is wat hij ten beste gaf in dien kring te vinden in de notulen, die tot 1886 zijn afgedrukt. Hij is genoemd de Cicero der Groninger Predikanten-Vereeniging; dit is zeker, dat hij er het stempel op zette van zijn zelfbewuste persoonlijkheid, waarvan ook zijn uiterlijk blijkens zijn portret getuigde. Toch was hij niet alleen geëerd als grondig en smaakvol geleerde, maar trok hij wie hem leerden kennen aan door zijn beminnelijk karakter; een zijner geestverwanten, de latere hoogleeraar Lasonder noemde hem den Johannes uit den Groninger kring. Met vuur verkondigde hij het Evangelie in den geest der Groninger School, waarvan hij een der baanbrekers en sieraden was. Een der eerste levensteekenen van de geestesrichting uit dien kring was de uitgave der Chr. Betrachtingen door v. Herwerden met P. Hofstede de Groot en M.A. AmshoffGa naar voetnoot1), een stichtelijk boek in bedoelden geest, waarvan de verschijning velen evenzeer ontstellen deed als zij door anderen toegejuicht werd. Van het tijdschrift der Groninger Godgeleerden Waarheid in liefde was hij van den beginne (1837) af een der ijverigste en bekwaamste medewerkers; van 1859 af | |
[pagina 765]
| |
komt zijn naam voor onder de redactie; hoe talrijk de resultaten zijner studiën zijn, die hij daarin neerlegde, en welke belangrijke, ingrijpende onderwerpen hij behandelde, blijkt uit de hierna volgende opgave der artikelen van zijne hand. Ook bemerkt men uit verschillende van die artikelen en van zijne afzonderlijk verschenen geschriften hoe hij met hart en ziel predikant bleef en de belangen van de gemeente en van het Koninkrijk Gods hem ter harte gingen. Van Herwerden huwde te Leer den 15en Aug. 1826 met Scatina Hendrica Wichers (geb. te Groningen 1 Jan. 1801, overl. ald. 5 Oct. 1871). Uit dit huwelijk werd den 3en Sept. 1828 een zoon geboren, die reeds den 4en Nov. d.a.v. overleed. Van v. Herwerden bestaat behalve photogr. portr. een portret in silhouet, borstb. links, in ambtsgewaad. Naar W. Lubbers door C.C. Fuchs, m. adr. v. J. Oomkens. 12o. Vgl. v. Someren, Cat. v. Portr. II, No 2415. Van hem zag het licht: Commentatio ad Quaestionem a nobilissima Facultate Philosophiae Theoreticae et litterarum Humaniorum, quae Groningae est, in certamine litterario Anno MDCCCXXII propositam: ‘Quae fuit Summi Sacerdotis in Hebraeorum re publica auctoritas et potestas inde a civitate a mose constitutâ usque ad Hierosolyma expugnata?’ quae praemio ornata est. In: Annales Acad. Gron. MDCCCXXII-MDCCCXXIII. Gron. MDCCCXXV. 4o. - Disputatio de libro Josuae, sive de diversis ex quibus constat Josuae liber monumentis, deque aetate, quam eorum vixerunt auctores. Dissertatio. Gron. 1826. 8o. - Responsio ad Quaestionem ab ordine Theol. Acad. L. Bat. A. MDCCCXXIV propositam, qua quae a Carolo Magno, tum ad propagandum Religionem Christianam, tum ad emendandam ejusdem docendi rationem acta sunt, exponantur, et quid illius res gestae atque instituta Ecclesiae Christianae profuerint, quid obfuerint, indagatur. Quae praemium reportavit D. VIII Mensis Febr. A. MDCCCXXV. L. Bat. 1825. 4o. - Jezus Christus, in de Bergrede beschouwd als een voorbeeld voor den kansel-redenaar. Gron. 1829. gr. 8o; 2de dr. Utr. 1858. gr. 8o. - Over het Nederlandsch volkskarakter, zoo als het zich in de laatste tijden ontwikkeld heeft. Deventer. 1830. gr. 8o. - [anon.] Nog een blik op het Nederl. volkskarakter in deze dagen. 17 Aug. 1831. T. voord. v.d. gekwetsten. Gron. 1831. 8o. - Verh. v. L. Hüffell, Brieven over de onsterfelijkheid der menschelijke ziel. Uit het Hoogd. Gron. 1832. gr. 8o. - [Met P. Hofstede de Groot en M.A. AmshofF] Christelijke betrachtingen. Eene bijdrage tot de stichtel. lectuur. Gron. 1834. 8o.Ga naar voetnoot1) - Chr. Geloofsbelijdenis, voor hen, die begeeren Lidmaten der Gemeente te worden. Gron. 1834. kl. 8o. - Het Evangelie van Johannes in deszelfs schoonheid beschouwd. Voor beschaafde Bijbellezers. Gron. 1835-1854. 3 dln. gr. 8o. - Het Aandenken van Hendrik v. Zutphen, onder zijne landgenooten vernieuwd. Gron. 1840. 8o.Ga naar voetnoot2) 2de verm. en verb. dr. (uitgeg. vanw. de Ev. Maatsch. | |
[pagina 766]
| |
(Ev. Biblioth. 1864. II) Arnh. 1864. 8o.Ga naar voetnoot1) - Voorrede voor: Max Goebel, Proeve eener geschiedkundige vergelijking v.d. Godsdienstige eigenaardigheid der Luth. en der Herv. Kerk. Gron, 1841. gr. 8o. - Goede Vrijdags-viering. Eene lectuur voor den heiligen dag. Gron. 1843. 8o. - Hendrik v. Zutphen. Nalezing op: Het Aandenken v. Hendr. v. Zutphen, onder zijne landgenooten vernieuwd. In: Arch. K.G. V (1845), blz. 323-343. (Ook afzond. verschenen. Leiden. 1845. 8o.) - Het Geloof in Jezus, het ware middel tot volksbehoud. Eene leerr. over Luc. XIX:41-44. Geh. te Gron., den 28 Jan. 1844. Een woord om ons ook de geldelijke opofferingen voor het vaderland christelijk te doen brengen. Gron. 1844. 8o. - Leerr. over Jerem. VI:8a; n. aanl. v.d. mislukten aardappeloogst. Uitgespr. te Gron., in de Groote Kerk, op den 28 Sept. 1845. Gron. 1845. 8o. - Voorr. voor: C.J.P. Spitta, Bijbelsche Overdenkingen. N. h. Hoogd. Gron. 1846. 8o. - Lijkrede n. aanl. v. Hebr. XIII:7, ter gedacht. v. Ds. J.P.A. Wintgens, in leven Pred. bij de Ned. Herv. Gem. te Groningen, Ridder der Orde v.d. Ned. Leeuw. Gron. 1847. gr. 8o. - Jubelrede ter gedacht. v.h. vijftigjarig bestaan des Ned. Zendelingsgenootschaps, uitgespr. op den 19 Dec. 1847 te Groningen. Uitgeg. t. voord. v.h. Vrouwel. Hulp-Zendel. Gen. Gron. 1848. 8o. - Het Nahedal: In Brieven uit Kreuznach geschreven in 1847. Gron. 1848. gr. 8o. - Welke is de kracht v.h. Christendom in dezen tijd? Haarl. 1848. gr. 8o. - Vert. uit het Hoogd.: K. Heintz, Thomas Arnold, volgens zijne brieven en de mededeelingen zijner vrienden. Gron. 1850. 8o. - De toetreding tot het lidmaatschap der Gemeente, de aanvang v.e. nieuw leven. Gron. 1850. 8o. - Levensbericht van B.H. Lulofs. Letterk. Lb. 1850, blz. 71-91. - De kerkelijke en byzondere instellingen v. weldadigheid tegen de voorgedragene armenwet verdedigd. Gron. 1851. gr. 8o. - Leerredenen t. bevord. v.h. beoefenend Christendom. Gron. 1852. gr. 8o. - Reisherinneringen. Arnh. 1853. 8o. - Zwitsersch-Italiaansche reisherinneringen. Arnh. 1854. 12o. - Eene Pinksterbetrachting. Gron. 1856. post 8o. - Bladen uit het dagboek mijner reis naar de Waldenzen in den zomer van 1856. Arnh. 1858. m. pl. gr. 8o. - Voorr. voor: Het Land der Martelaren. Verhalen over de Waldenzen der Valleyen. Uit het Fr. door D.F. Thieme. Gron. 1859. post 8o. - Vert. uit het Hoogd.: Uit het leven der Hertogin v. Orleans. Gron. 1860 post 8o. - Onze behoefte aan gedurige geloofsversterking. Gron. 1860. post 8o. - [Met P. Hofstede de Groot], Over Moderne Theologie. Mededeel. en beschouw. omtr. eenige v. hare belangrijkste voortbrengselen. 2de herz. dr. Gron. 1862. gr. 8o. - Inleiding voor: Helena (pseud.), De Heer is waarlijk opgestaan! Eene Paaschviering. Gron. 1866. 12o. - Leerr. over Jes. 26:9b, geh. op den Bededag v. 22 July 1866. Gron. 1866. post 8o. - Voorr. voor: Het leven zooals het is. N. h. Hoogd. door Mathilde. Gron. 1867. post 8o. - Dankbare Gedachtenisviering v. veertigjarige Ev. bediening. Gron. 1867. 8o. - Jezus' zielegrootheid bij de wegleiding ter kruisiging. Leerr. over Luc. XXIII:26-30. uitgespr. des voorm. in de Groote Kerk op den 22 Maart 1868. Gron. 1868. 8o. - [Met A. v. Toorenenbergen, H. Brouwer, P. Hofstede de Groot, S.K. Thoden v. Velzen en E.H. Lasonder], De Kerkhervorming der 16e eeuw met | |
[pagina 767]
| |
de Gemeente dankbaar herdacht. Gron. 1868. post 8o. - Evangeliewoorden voor onzen hoogst ernstigen, bangen tijd. Gron. 1870. 8o. - Parijs, eene waarschuwing ook voor Nederland. Toespr. tot de Gem. geh. op den 25 Junij 1871. Ter voord. v.h. Groene Weeshuis. 1ste en 2de dr. Gron. 1871. gr. 8o. - Jubelrede op het tweede eeuwgetijde van Groningen's bevrijding, den 28 Aug. 1872. Gron. 1872. 8o. - Het Ned. Zendelinggenootschap. Open brief aan Dr. A.W. Bronsveld. Gron. 1874. gr. 8o. - Gedachtenisviering v. vijftigjarige Ev. bediening. Uitgeg. t. voord. v.h. Groene Weeshuis te Groningen. Gron. 1877. post 8o. - De Rijksdag te Spiers. Gedachtenisviering geh. te Gron., 20 Apr. 1879. Gron. 1879. 8o. - Afscheid v.d. Gem. te Groningen, opgesteld, om bij het nederleggen zijner vijftigjarige bedieining ald. (1831-1881) te worden uitgesproken. Gron. 1881. 8o. (Uitgeg. door P. Hofstede de Groot). Voorts bezorgde hij met B. Nieuwold, pred. te Leeuwarden, de editie van: Brevis Expositio Critices Vet. Foederis Auctoze Hermanno Muntinghe. Gron. 1827. 8o; en met H.A. Spandaw en W. Hecker de uitgave van: B.H. Lulofs, Gedichten. Na zijn overlijden verzameld en uitgegeven. Gron. 1851. M. portr. 8o. Ook werkte hij mede aan de Bijdragen tot bevorder. v.h. Chr. leven. Uitgeg. door M.A. Amshoff en W. Muurling. T. voord. der geringere volksklasse, om in derzelver geestel. behoeften te voorzien. Gron. 1843-'67. (Zie: Boekz. Jrg. 1845b, blz. 752). Voorts verscheen van hem: In Mnemosyne. Mengelingen voor Wetenschappen en fraaye Letteren verzameld door H.W. Tydeman. VI D. XVIe st. (Gedichten), blz. 64-68. Dordr. 1826. 8o: Aan mijn Vriend B.A. Wintgens, bij zijne bevordering tot Meester in de beide Regten. In Waarheid in liefde; een Godgel. Tijdschr. voor beschaafde Christenen:Ga naar voetnoot1) Proeve eener voorstelling v.h. Christendom, volgens den Apostel Johannes. Jrg. 1842. III St., blz. 455-507. - Groningsche Jubelpredikatieën. Jrg. 1845. III St. blz. 491-547. - Schetsen uit de Pastorij te Mastland. Ernst en Luim uit het leven v.d. Nederl. Dorpsleeraar. Schoonh. 1843. Jrg. 1844. III St., blz. 547-630. - De eerste Christengemeente te Jeruzalem en Petrus, eene proeve v.e. vrij en zelfstandig Gemeenteleven. Jrg. 1845. IV St., blz. 691-707. - Eenige opmerkingen en mededeelingen over den kerkelijken toestand v. Duitschland. Jrg. 1847. 1 St., blz. 189-215. - Als hoedanig maakt Jezus Zijne betrekking tot God openbaar? Jrg. 1847. II St., blz. 225-277. - Het Evangelisch Verbond. Jrg. 1847. III St., blz. 564-581. - Herder en de Gravin Maria von Schaumburg-Lippe. Eene proeve v.d. regte aanwending der Evangeliewaarheid door eenen Evangeliedienaar. Jrg. 1848. IV St., blz. 763-836.Ga naar voetnoot2) - Het Evangelisch Verbond, (verv. v. Jaarg. 1847). Jrg. 1849. I St., blz. 192-205. - Als hoedanig stellen de Apostelen Jezus betrekking tot God voor? Jrg. 1850. I St., blz. 7-103; verv. II St., blz. 217-313. - Iets tot aandenken aan den Hoogleeraar Dr. W.M.L. de Wette, overl. te Bazel, den 19 Junij 1849. Jrg. 1850. II St., blz. 402-410. - Waarom is er minder gevoel v. gemeenschap in de Prot. Kerk, dan in | |
[pagina 768]
| |
de Roomsch-Cath.? en wat is er te doen, om dat gevoel bij de Evang. Christenen te verlevendigen? Jrg. 1852. II St., blz. 256-314. - Nog een woord bij Gützlaff's ontslapen. id., blz. 407-411. - Een blik op den tegenwoordigen toestand v.h. R.-Catholicisme in Frankrijk. Jrg. 1852. III St., blz. 629-640. - Over het verwijt van Socialisme, door het Ultramontanisme in Frankrijk tegen het Protestantisme gerigt. Jrg. 1853. II St., blz. 393-411. - Strijd tusschen het Ultramontanisme en Gallicanisme in Frankrijk. Jrg. 1854. I St., blz. 198-199. - Het Russische Protectoraat over de Turksche Vorstendommen. Jrg. 1855. I St, blz. 200-208. - Wat Jezus Christus voor ons is, bij 't gevoel v. zonden, volgens 1 Joh. II:1, 2. Jrg. 1855. II St., blz. 285-300. - Marnix v. St. Aldegonde door Edgar Quinet. id., blz. 365-394; verv. III St., blz. 577-605; slot. IV St., blz. 703-722. - Hans Christiaan Oerstedt, de groote Deensche Natuurkundige, als Christenwijsgeer beschouwd. Jrg. 1856. III St., blz. 485-517. - Over den persoon v. Jezus Christus, volgens T. Colani. Jrg. 1856. IV St., blz. 713-716. - Bezoek, aan de Waldenzen gebragt in 1856. Een toespr. in de Predik. vergad., den 30 Sept. 1856. Jrg. 1857. I St., blz. 165-182. - Een schoon woord over den twijfelaar. id., blz. 192, 193; - De deugd v.d. natuurlijken mensch en v.d. christen. id., blz. 193-196. - De Bijbelsche en Evangelische strekking der godsdienstige opleiding aan het Doofstommen-instituut te Madrid. Jrg. 1857. II St., blz. 352-360. - Eene prediking aan het Strand. id., blz. 360-366. - Bijdrage tot juistere waardeering v.h. Evang. v. Johannes, naar vorm en inhoud. Jrg. 1860. I St., blz. 9-106; verv. II St., blz. 225-288; slot. Jrg. 1861. III St., blz. 459-547. - C. Schwarz, Predigten aus der Gegenwart. Jrg. 1861. I St., blz. 180-210. - Wat kenmerkt eigenlijk den mensch? naar A. de Quatrefages. Jrg. 1861. II St., blz. 413-431. - De onmisbaarheid v. 's Heeren opstanding uit de dooden. (N. aanl. v. J.J. Prins, J. Tideman en A.D. Loman). Jrg. 1862. II St., blz. 335-369. - De wederkeerige reformatorische invloed v. Duitschland op de Nederlanden en v.d. Nederlanden op Duitschland. Jrg. 1862. III St., blz. 625-652. - Over de eenheid v.h. menschelijk geslacht.Ga naar voetnoot1) Jrg. 1862. IV St., blz. 677-706. - De Waldenzische Kerk, gekenmerkt door de Handelingen harer Synode. Jrg. 1863. St., blz. 161-173. - Francesco Ruet, een eerste martelaar en prediker v.h. Evangelie in Spanje, in onze dagen. Id., blz. 174-176. - Is het Christelijk rationalisme nog eene Godsdienst? Iets over eene vraag v. E. Scherer. Jrg. 1863. III St., blz. 573-580. - Vrijheid, verantwoordelijkheid. Id., blz. 581-586. - Is de voorstelling v. Jezus' persoon eene andere in de drie eerste Evangeliën, dan in het vierde? Zoo ja, strijden die beide voorstellingen met elkander? indien zij dit niet doen, hoe is het verschil te verklaren? Jrg. 1863. IV St., blz. 687-769. - Achterblijvers. Iets over een woord v. Dr. A. Réville. Jrg. 1864. III St., blz. 618-622. - Over een Manifest van de ongeloovige jeugd. Jrg. 1864. IV St., blz. 818-821. - Iets over eenige zeer nieuwe uitkomsten v. natuurkundig onderzoek. Id., blz. 821-827. - De toekomst v. Godsdienst en Kerk, volgens F. Pécaut. Jrg. 1865. I St., blz. 167-175. - Over de opstanding v. onzen Heer Jezus. Naar J.J. Prins, J.I. Doedes en een Ongenoemde. Id., blz. 179-190. - Over de steenen- en boomendienst v. Israël. Jrg. 1865. II St., blz. 377-398. - Een spiritualistisch Fransch wijsgeer. Jrg. 1865. IV St., blz. 863-870. - Merkwaardige getuigenis v.e. Franschen leek. | |
[pagina 769]
| |
Id., blz. 871-875. - Hulde aan den overleden hoogleeraar Gratiolet. Een teeken des tijds. Id., blz. 875-877. - Schleiermachers Leven v. Jezus, beschouwd door Ed. Ensfelder. Jrg. 1866. I St., blz. 62-72. - Het boek Job. Jrg. 1866. III St. blz. 513-578. - De vervolging te Barletta, een zegepraal v.h. Evangelie en een roepstem om hulp. Jrg. 1866. IV St., blz. 777-787. - Het Evangelie v. Johannes en de Synoptische Evangeliën. N. aanl. v. Alb. Réville, La question des Evangiles devant la critique moderne. Id., blz. 851-867. - Barletta. (Aanvull. v. Jrg. 1866. Zie boven). Jrg. 1867. I St., blz. 102. - Het belang v.h. vrije kritische onderzoek voor het godsdienstig geloof der gemeente volgens Prof. S. Hoekstra, Bzn. Jrg. 1867. II St., blz. 385-412. - Het menschenoffer in Israël. Of: Behoorde het menschenoffer in Israël tot de Godsvereering v. Jehova? Jrg. 1868. I St., blz. 1-31; verv. Id., blz. 81-108; slot, Id., blz. 161-173. - De persoon v. Christus het beginsel der kritiek, volgens een werk v.d. Hoogleeraar B. Mazzarella. Jrg. 1868. I. St., blz. 136-139. - Wat is verwerpelijke Christolatrie, in onderscheiding v. ware Christusvereering? Hoe gene te vermijden en deze aan te kweeken tot bevordering der aanbidding Gods in geest en waarheid? Jrg. 1868. III St., blz. 513-544; verv. en slot. Id., blz. 593-636. - Eene Evangelische Geloofsbelijdenis uit den jongsten tijd in Frankrijk. Jrg. 1868. IV St., blz. 707-710. - De Wetenschap der Godsdiensten. Emile Burnouf, La science des religions. Jrg. 1868. IV St., blz. 775-803. - Eene onverwachte ontdekking. Id., blz. 806, 807. - Natuurkundigen, die Christenen zijn. Id., blz. 807-812. - De Godsdienst uit den mensch? Jrg. 1868. IV St., blz. 861-864.Ga naar voetnoot1) - Gedachte of Werkelijkheid? Jrg. 1869. I St., blz. 123-128. - De Theologie van Béranger. Naar Ernest Renan, Questions contemporaines. Jrg. 1869. II St., blz. 413-423. - August Comte; of het positivistisch ongeloof, bijgeloovig geworden. Volgens Ernest Naville. Jrg. 1869. IV St., blz. 791-800. - De Sandwichseilanden. Jrg. 1870. I St., blz. 1-29. - Eene getuigenis v. Guizot over de waarheid en de waarde v.h. Christendom. Id., blz. 29-33. - Het Evangelie en zijne werking in John Wesley en het Methodisme, beoordeeld door Charles de Rémusat. Id., blz. 207-218. - Godsdienst en Kritiek. Naar Della Critica tre di B. Mazzarella. Vol. I., Storia della Critica, Genova 1867. Jrg. 1870. II St., blz. 369-429. - Ter nagedachtenis v. Lodewijk Desanctis. Jrg. 1870. II St., blz. 541-552. - De schilder Calame, of: het geloofsleven eene kracht der Kunst. Jrg. 1870. III St., blz. 567-570. - Paulus, als bron voor het leven v. Jezus, n. aanl. v. Keim, Geschichte Jesu von Nazara. Jrg. 1870. IV St., blz. 673-724. - De zegepraal der Chr. beeldende Kunst. Naar: Ueber die Darstellung des Schmerzes in der bildenden Kunst. Vortrag im Leipziger Kunstverein am 11 Dec. 1864 gehalten van Dr. Chr.E. Luthardt. Jr. 1871. I St., blz. 195-202. - Het Russisch Nihilisme. N. aanl. v. Iwan Turganow, Vader en Zoon; een verhaal uit het moderne Russische leven. Vert. d. J.J.A. Goeverneur. Utr. 1870. Jrg. 1871. II St., blz. 285-292. - Carl Ritter, De Schepper der Moderne Geographie, een Christen. Id. blz. 345-367. - Dr. Bechtinger en de Sandwichseilanden. Id., blz. 385-402. - Het Passiespel te Oberammergau. Toespr. bij de opening der Sept. vergadering v.d. Predikantenvereeniging te Gron. Jrg. 1871. IV St., blz. 725-741. - Dr. D.F. Strauss, Het leven v. Jezus, naar Victor Cherbulliez. Jrg. 1872. II St., | |
[pagina 770]
| |
blz. 259-264. - Schleiermacher en het Uebervernünftige; of: Schleiermacher's Lehre vom Wunder und von Uebernatürlichen im Zusamenhange seiner Theologie, und mit besonderer Berücksichtigung der Reden über die Religion und der Predigten dargestellt von Dr. Siegfried Lommatsch, Licentiat und Privatdocent der Theol. an der Univ. Berlin. Id., blz. 264-272. - Over de genetische ontwikkeling v.h. begrip, vervat in de Nieuw-Testamentische uitdrukkingen v. bekeering, wedergeboorte, geboorte uit God, herschepping, nieuwe mensch en dergelijken, in haren zamenhang beschouwd. Id., blz. 273-294. - Het vijftigjarig jubilé v.d. invoering des Christendoms op de Sandwichs-eilanden. Id., blz. 295-304. - Darwin's nederlaag in de Academie des Sciences. Jrg. 1872. III St., blz. 466-474. - Een natuurkundige, die God in de schepping ziet. Id., blz. 592-597. Bovendien nog verschillende boekbeoordeelingen. Litteratuur: Frederiks en v.d. Branden, Biogr. Wdb., blz. 342. - N. Biogr. Wdb. III, k. 581 (art. v. Dr. J. Herderscheê). - Alb. Stud. Gron., k. 273, 520. - T.W. Dykstra, Het vijf en zeventigjarig bestaan v.d. Gron. Pred.-Vereen., in enkele personen en tafereelen herdacht. In: St. v. W. en Vr. 59ste Jrg. (1922), blz. 13-22, 25-29, 82-86, 92, 98-103, 109, 116. - S.D. v. Veen, Uit drie eeuwen. Zes Jubeljaarspredicatiën. Met een naamlijst v. pred. te Gron. en korte levensschetsen, blz. 232, 262. - St. v. W. en Vr. Jr. 18812, blz. 180, 288. - J.B.F. Heerspink, Dr. P. Hofstede de Groots leven en werken, blz. 18, 24, 26, 37, 38, 51, 80, 182, 242, 250, 336, 356. - Reitsma, Herv. en Herv. K., blz. 778. - Nav. LXI (1812), blz. 519, 520, 523. - Gel. en Vrijh. 15de Jrg. (1881), blz. 530, 531. - Hartog, Gesch. Predikk. (reg.). - Sepp, Bibl. Kerkgesch. (reg.). - Dez., Pragm. Gesch. Th. (reg.) - Dez., Stinstra. I (reg.). - Herzog, Realcykl. VII Bd., S. 181. - v. Doorninck, Anon. en Pseud. II, No 567. - Knuttel, Bibl. v. Kerkg., blz. 133.Ga naar voetnoot1) - Dez. Cat. Pamfl. VII (1831-'53) (reg.). - Boekz. Jrg. 1827a, blz. 303; jrg. 1840b, blz. 668, 669; jrg, 1842a, blz. 572-581; jrg. 1846a, blz. 14-16. - Cat. Letterk. I, k. 400; II, k. 252, 345, 346, 647. - Cat. Burgersd. en Nierm., No 6733-6736. - Cat. Rem. Rott. (reg.). - Alph. Naaml. 1790-1832, suppl., blz. 57. - Brinkman's Cat. 1833-1849, blz. 288, 289, 290, 302, 312; id. 1850-1882, blz. 503, 505, 513, 516, 517, 542, 690, 720, 1280. - G.J. Vos Azn., De nieuwe synodale Bijbelvertaling, blz. 23. |
|