Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Claudius Henricus van Herwerden]HERWERDEN (Claudius Henricus van), geboren te Jutfaas den 17en Maart 1802 als oudste der twee kinderen uit het huwelijk van Henricus van Herwerden, pred. ald. (ouderen broeder van Casp. v. Herwerden zie hiervóór) en Dieuwertje Hondius. Den 20en Mei 1820 ingeschreven als student te Leiden werd hij in Mei 1827 bevorderd tot proponent door het Prov. Kerkbestuur van N.-Brabant, promoveerde hij te Leiden tot Doctor Theol. den 14en Juni d.a.v. met eene dissertatie over Keizer Julianus' verhouding tot het Christendom. Den 7en Oct. van datzelfde jaar had zijne bevestiging plaats als predikant te Poederoyen en Loevenstein door Prof. Dr. L. Suringar, hoogleeraar te Leiden (m. 1 Tim. IV:16; intr. m. Joh. XVII:20). Vandaar vertrok hij naar Beetsterzwaag c.a. waar hij den 17en Oct. 1830 bevestigd werd door Ds. L.P. Suringar, pred. te Eethen (m. 1 Tim. I:5; intr. m. Ef. IV:15; afsch. te Poederoyen den 3en Oct. m. Hand. XX:36; aldaar werd zijn eenige broeder Simon Hondius v. H. zijn opvolger). Hij bleef te Beetsterzwaag werkzaam tot hij, tegen het ingaan (1 Juni) van zijn emeritaat, den 9en Mei 1869 afscheid preekte (m. Joh. XVI:33a). Daarna vestigde hij zich metterwoon te Amersfoort, waar hij den 23en Febr. 1880 overleed. Hij was een aanhanger van de vrijzinnige beginselen, een predikant in ouderwetsch-liberalen trant, die, de wonderen en de lichamelijke opstanding van Christus verwerpende, de geloofswaarheden niet aantastte op zijne catechisatiën, maar dit wèl deed, wanneer hij met personen in aanraking kwam, die hij geschikt achtte om zijne meening te verstaan. Tijdens zijn verblijf te Beetsterzwaag veranderde de toestand aldaar geheel. Aanvankelijk woonden er te Beets, en wel te Oud-Beets nauwelijks | |
[pagina 763]
| |
150 zielen; bij v. Herwerdens vertrek was dit getal 500 geworden, meest wonend in de nieuwe vervening in Ny-Beets. Den 17en Aug. 1827 huwde v. Herwerden te Leiden met Maria Anna Susanna Elisabeth van Schilling, geb. te Lingen, (overl. te Amersfoort 1 Apr. 1871). Uit dit huwelijk werden geboren vier dochters en een zoon, Henricus, den lateren hoogleeraar in de Grieksche Taal en Letterkunde te Utrecht, (overl. 18 Nov. 1910). Bij Muller noch bij v. Someren a.w. worden portretten van hem vermeld. Van hem zag het licht: Specimen Academicum Inaugurale De Juliano Imperatore, Religionis Christianae hoste, eodemque vindice. (Acad. Dissert. L. Bat. MDCCCXXVII. 8o.Ga naar voetnoot1) - Leerr. over Marc. V:39b, ter nagedachtenis v. wijlen Jonkheer Rijnhard van Eysinga, overl. te Beetsterzwaag, op den 27 Oct. 1832, in den ouderdom v. bijna negentien jaren, geh. op den 9 Dec. 1832. Leeuw. 4o. - Leerrede over Hebr. XIII:14, ter nagedacht. v. wijlen de Hoogwelgeb. Vrouwe Baronesse Catharina Joanna Aebinga van Humalda, Douair. van Lynden, overl. te Beetsterzwaag, op den 2 Sept. 1835, in den ouderdom v. bijna zeven-en-zeventig jaren, geh. op den 13 Sept. 1835. Leeuw. Z.j. 4o. - Vert. van A. Coquerel, De Kerken der Woestijn of Geschied. v.d. verdrukking der Protestanten in Frankrijk van het einde der regering v. Lodewijk XIV tot op de Fransche Omwenteling; meerendeels naar oorspr. en onuitgegev. stukken bewerkt. Met eenige verkortingen uit het Fr. vert. Gron. 1844-'46. 8o. (2 dln.) Litteratuur: Nav. LXI (1912), blz. 521. - Alb. Stud. L.B., k. 1253. - J.D. Domela Nieuwenhuis Nyegaard, De gemeente Beetsterzwaag sinds de Kerkhervorming; in: St. v. W. en Vr. 58ste Jrg. (1921), blz. 943-946. - Romein, Pred. Friesl., blz. 593. - v. Veen, Aanv. en Verbet. Romein, blz. 73. - Knuttel, Bibl. v. Kerkg., blz. 74, 133Ga naar voetnoot1). - Brinkman's Cat. 1833-1849, blz. 148, 238. |
|