Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Joannes van Herwerden]HERWERDEN (Joannes van), den 25en Dec. 1713 geboren te Amsterdam als eenig kind uit het huwelijk van Adolf v. Herwerden en Maria de Vries, werd in 1735 ingeschreven als student te Utrecht, en den 26en Apr. 1736 aldaar bevorderd tot Mag. liberalium artium et Philos. Doctor na verdediging van eene Disputatio Astro- | |
[pagina 757]
| |
nomica Inaug. de motu terrae diurno atque annuo; daarna studeerde hij in de Theologie te Leiden, waar hij werd ingeschreven den 14en Sept. 1737. Na peremptoir geëxamineerd te zijn in de Paaschvergadering der Classis van Haarlem, had zijne bevestiging te Limmen door Aeg. Stokmans, pred. te Knollendam en Marken, plaats den 10en Mei 1739 (m. Pred. XII:10a; intr. m. Ps. XIX:15). Zijne tweede gemeente was Jisp, waar Ds. Thom. Vieroot, pred. te Wormer, hem den 5en Maart 1741 bevestigde (m. Jes. LI:16; intr. m. 1 Cor. III:7; afsch. te Limmen 19 Febr. m. 2 Cor. XIII:11). Hoewel hij blijkens eene nominatie voor hoogleeraar in de Philosophie en Litteratuur aan de Illustre School te Deventer, den 10en Dec. 1744 opgemaakt, voor dezen leerstoel in aanmerking kwam, bleef hij predikant te Jisp totdat hij den 11en Oct. 1768 emeritus werd. Daarna woonde hij te Amsterdam. Hij overleed den 31en Dec. 1772 aan een jichtachtige borstziekte te Leiden, waar zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in de Hooglandsche Kerk. Nog in datzelfde jaar, den 6en Mei was zijn naam ‘Hon. causa’ in het Alb. Stud. ingeschreven. Zooals blijkt uit de titels van enkele zijner geschriften bewoog hij zich gaarne op het gebied der Apocalyptische profetieën en berekeningen. Bijzondere aanleiding gaf hem daartoe het werk door den Zutphenschen predikant J.E. Jungius in 1749 uitgegeven over de Verborgenheid der laatste tijden enz., waarin deze een zeer zonderlinge verklaring gaf van Zach. XIV. Ook met den Duisburger hoogleeraar Petr. Janssen, die in zijn Betoog uit prophetische en onlochenbaren Kundigheden tegen Jungius' berekeningen was opgekomen, wisselde v. Herwerden van gedachten. Den 20en Febr. 1748 huwde hij met Aletta Catharina Pielat, die hem overleefde met vijf kinderen. Portretten zijn van hem niet bekend. Van hem zag het licht: W. Deurhofs Godgeleerdheid, door sommige zyner Vrienden uit zijne gedrukte en ongedrukte schriften schetsgewijze en naar waarheid voorgestelt en zonder omslag v. woorden in 't net gebragt. Amst. 1744. (Met classic. approbatie en voorafspraak aan Deurhoffs vrienden.) - ὁ ἉΓΙΟΣ! ὁ ΠΑΝΤΑ! of Godtgeleerd en Redenkundig Vertoog; over den Naam en het getal v.d. Naam v.h. Beest, uit Openb. XIII:18. Waar in niet alleen uit den Inhoud v.h. gehele XIIIe Hoofdtstuk, de Antichrist door al deszelfs Merktekens ontwyfelbaar wordt ontdekt; maar in 't byzonder ook de onderscheiden wyzen, waar op het Getal zynes Naams berekent wordt, onder andere ook die v.d. Eerw. Heer J.E. Jungius, worden ter toetse gebragt en beoordeelt; en eindelyk wordt aangewezen waar in met alle waarschynlykheid de Heilige Geest het zelve wil gezogt hebben. Waar achter gevoegt zijn: Vrymoedige dog Zedige Aanmerkingen over de Verborgentheit der laatste Tyden, die Aanstaande zyn (door den Eerw. Heer J.E. Jungius, uit Zach. XIV:1, 2, Dan. VIII:14, Cap. XII:5-12, ge-opendt). Ter nadere overdenkinge aan elk verstandige onder Godts Volk opgedragen. Amst. 1751. 4o. - ΔΙΑΚΡΙΣΙΣ of Wikkend Oordeel over het Betoog uit Prophetische en onlochenbare Historische Kundigheden opgemaakt! en 't grote Verschilstuk, rakende de toekomstige tijden, beslissende, waar in de Tydrekeningen van J.E. Jungius, opgegeven in zijn Boek genaamt de Verborgentheid der laatste Tyden die aanstaande zijn, en teffens de vrymoedige dog zedige aanmerkingen van J. van Herwerden over die tydrekeningen, als ook deszelfs Godgeleert en Redenkundig Vertoog over den Naam en 't Getal v.d. Naam en 't Getal v.d. Naam van 't Beest uit Openb. XIII:18, beoordeelt, voorts de toe- | |
[pagina 758]
| |
komstige tijden, wanneer namelyk de laatste beproevingsure beginnen, hoe lang dezelve duren, wanneer de Antichristische Beest vergaan, en de Bruid van den Christus uit deze benedenste Gewesten in zyns Vaders Huis, waar in vele Woningen zijn, overgebragt worden zal, naauwkeurig bepaalt en bewezen, mitsgaders de naam en 't getal v.d. naam des Beests op een gansch byzondere wyze ontdekt, opgestelt en in 't licht gegeven. Amst. 1753. 4o.Ga naar voetnoot1) - ΑΡΜΑΓΕΔΔΩΝ; of Proefnemend onderzoek (volgens de Prophetische landbeschryving, die op de laatste tyden des N. Testaments ziet,) naar de plaats, waar in de Koningen der Aarde en der Waereld met hunne Menigte, voor den Aanvang v.h. Ryk der Heiligen, zullen verzameld en omgebragt worden. Zynde een Verklaring over Openbaringe XVI:16. Voor dewelke, in de Voorreden, ene Korte Verantwoording tegen Professor P. Janssen, en agter de welke Aärons inwijjing; of Leerreden over Exodus XL:13. ter Bevestiging v.d. Weleerw. Godzal. en zeer gel. Heer Henricus van Herwerden, tot gewoon Leeraar der Gemeente J.Chr. te Thaam aan den Uithoorn gevoegd is. Amst. 1746. 4o.Ga naar voetnoot2) - Korte en Hoofdzakelyke Ontledende en te gelyk Vraag gewyze voorgestelde Schetze der Hervormde Geloofsbelydenisse; volgens den Leidraat der 12 Articulen; naar de Taale Godts opgeheldert en uitgebreid tot behulp van het geheugen en ter korte nadenking der gekende waarheden; voor meer geoeffende; en voor al ook tot een voorschrift der Belydenis voor aankomelingen, die zich door het nazoeken en in het geheugen in te prenten van de daar in niet uitgedrukte Schriftuurplaatsen, en in het geen zy elders leeren, tot deeze Schetze over te brengen, oeffenen willen. Eertyds tot eygen Huisselyk gebruik opgesteld, en nu op sommiger aanzoek in 't ligt gegeven. Amsterd. 1770. 4o. - Geef dan Gode dat Godes is; of Zedig, Ernstig en Bondig Vertoog dat de Spreekende Engel des Heeren, Luc. II:9, een Godlyk Persoon; bepaalt de Zoon Gods en geen geschapen Engel zy geweest; benevens de Wederspraak der Tegenwerpingen, die de Wel. Eerw. T. Vieroot, tegen de bewyzen voor de Godlykheid van den Engel, door den Hoog-Eerw. Heer Prof. J. van den Honert voortgebragt, gemaakt heeft. Waar agter gevoegd is: Het Voorrecht der Geloovige Eerstelingen uit de Jooden. By den aanvang van, en in gevolge van dien, geduurende het gansche N. Testament; tot bemoediging der verdrukte Opbouwers van het verwoeste Heiligdom, onder het beleid van Zerubbabel en Jozua; voorgesteld in de Verklaaring v.h. Voortreffelyk, Geheimzinnig en Naauwkeurig Gezicht, Zach. IV:1-6, en 11-14. Amsterd. 1770. 4o. Ook schreef hij een Voorbericht om den Leezer van het noodige te berichten, voor de uitgave van Hoognodige Raad tot vernedering onder Gods kragtige hand, of Verklaaring en Toeëigening van 1 Petr. V:6, uitgesprooken kort voor zyn onverwagt afsterven door den Wel-Eerw. Heer Casparus Jansens Elinga, in zijn leven geagt en getrouw Leeraar in de Gemeente des Heeren te Wormer. Amsterd. 1772. | |
[pagina 759]
| |
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 216. - Alb. Stud. Rh.-Traj., k. 136. - Id., L.B., k. 967, 1108. - Boekz. Jrg. 1736a, blz. 473; jrg. 1744b, blz. 201, 727; jrg. 1750b, blz. 624; jrg. 1756a, blz. 755; jrg. 1770a, blz. 651, 652; b, blz. 557-568; jrg. 1772a, blz. 346; jrg. 1773a, blz. 116 117. - Sepp, Stinstra. II, blz. 177. - Nav. LXI (1912), blz. 471Ga naar voetnoot1). - v. Abkoude-Arrenberg, Naamreg. blz. 227. - Alph. Naaml. 1790-1832, blz. 246, 247. - Rogge, Cat. Pamfl. Rem. Bibl., St. II. Afd. I, blz. 209. |
|