[Herman de Timmerman]
HERMAN (HARMAN) (de) Timmerman, zooals zijn naam in de wandeling luidde, heette eigenlijk Herman van den Geyn. Hij was een der eerste en voornaamste Waterlandsche Doopsgezinden. In zijn in 1560 verschenen Verklaringhe omtrent de macht door Christus aan Zijne jongeren in de ‘afsonderinghe’ gegeven, bestreed hij den toenemenden en onrekkelijken ban-geest. Dit geschrift is een wederlegging van het boekje Over de afzondering door Dirk Philips en van Menno Simons' Bericht over de excommunicatie, beide in 1558 uitgegeven, en is dan ook aan deze twee schrijvers opgedragen. In de voorrede verzekerde hij ‘uit bitteren nood zijner conscientie gedrongen’ te zijn, om de eere Gods en de eeuwig zaligmakende waarheid te verdedigen en met smart te hebben bemerkt dat Menno en Dirk Philips van hun vroegere zachtheid in het stuk der ‘opneming’ waren teruggekomen, zoodat hij hen, die anders aller eere waardig waren, moest tegenspreken. Hij drong er bij zijne lezers op aan van alle vleesch, ook van hemzelf, aftezien en alles alleen aan Gods Woord te toetsen.
In Jan van Tricht en Matthys Joriaensz had hij ijverige medehelpers. Hunne mildere beginselen vonden bij velen ingang. Op een der reizen, die Herman Timmerman van tijd tot tijd buiten de provincie ondernam om de broeders te versterken, zich te Antwerpen bevindende en op het punt staande, om op aandrang zijner geloofsgenooten, de vervolging aldaar te ontwijken, werd hij door een zich als geestverwant voordoenden dienaar van den markgraaf verraden en gevangen genomen. Gedurende zijn gevangenschap had hij veel te lijden; zelfs zouden hem de duimen zijn verbrijzeld en afgesneden, om hem het schrijven te beletten. In 1569 kort vóór Paschen werd hij met twaalf andere Doopsgezinden te Antwerpen ter dood gebracht.
Portretten van hem zijn niet bekend.
Misschien vóór zijne gevangenschap stelde hij de Corte.... Bekentenisse des Geloofs op (zie hieronder). Zij bevatte zijn antwoord op een aan hem gezonden brief. Blz. 13 begint: ‘Een liedeken, tracterende van sommighe, opgheofferde Kinderen Gods, van den Jare 62 tot den jare 69 binnen Ghent opgheoffert’ en handelt over 41 martelaren in die jaren te Gent terdoodgebracht.
Van hem verscheen in druk:
Een Verklaringhe: hoe en in wat manieren de Heere Jesus Zijnen Jongeren in der afsonderinge macht gegeven heeft; eerst in druck uytghegheven Anno 1560, den 28 Jan. 2de dr. Haarlem. 1618. - Een corte Bekentenisse en Grondighe aenwysinge uyt der H. Schrift, dat Godt, Vader, Soon ende Heylighe Gheest een onderscheyden Godt is, ende dat Christus Jesus oock Godt ende mensch is. Gedr. 1578. 16o(16 bladen). Haarlem. 1602. (Bij Fr. Muller, Catal. v. Holl. Godgel. Werken 1857, No 776 wordt een uitgaaf van 1577 vermeld). Vgl. ook v. Braght t.a.p. |
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 207. - Brandt, Reformatie. I, blz. 501. - v. Braght, Het Bloedigh Tooneel der Doopsgez. en weereloose Christenen.