[Gerrit van Hengelaer]
HENGELAER (Gerrit van) was in de tweede helft der 17de eeuw diaken bij de Doopsgezinden te Utrecht. Hoewel de gemeente zich de Vereenigde noemde was zij in twee deelen gesplitst, die scherp tegenover elkander stonden. De scheiding werd in alles doorgetrokken, wat dit voordeel had dat de vroegere geruchtmakende strijd tenminste had opgehouden. De rechtzinnige richting, die de belijdenissen handhaafde en tot de Gereformeerde leer overhelde, stond tegenover de vrijzinnige, waartoe de vier leeraren behoorden, die alle Galenistische denkbeelden koesterden, maar hierin, zelfs naar het oordeel van sommigen hunner partijgenooten, te ver gingen. G. v. Hengelaer behoorde tot deze laatste ontevredenen. Zelfs vond hij aanleiding, hierin door een ander voorafgegaan, zijn ambt als diaken tusschentijds neerteleggen. In zijn boekje: Een Morgen-wecker (1673) zette hij de reden hiervan uiteen. Zijn grieven waren 1o dat men bij de preek begon met overluid gebed inplaats van zich te houden aan het stille gebed der vaderen; 2o geringschatting van den Doop, dien men nuttig, doch niet noodzakelijk achtte, terwijl men ook ongedoopten aan het Avondmaal wilde toelaten; 3o dat men de vrijheid van spreken zocht intevoeren; 4o de nieuwe maatregel, dat de diakens na korten diensttijd moesten aftreden, juist wanneer zij op de hoogte waren gekomen van de toestanden in de gemeente; alsof zij huurlingen waren, en de leeraren zonen des huizes! Dit had volgens v. Hengelaer geen andere strekking dan om altijd ‘jabroers’ te kunnen kiezen. Hij beklaagde er zich over, dat de gemeente over het geheel meer Remonstrantsch dan Doopsgezind werd; oude banden werden losgemaakt, en lieden van allerlei slag, als ze maar onbesproken van leven waren, werden toegelaten. Van toenadering tot de behoudenden verwachtte v. Hengelaer heil. Maar zijn stem was te zwak en de
breuk tusschen partijen te groot dan dat de vrede gesloten kon worden.
Verdere levensbijzonderheden van v. Hengelaer zijn niet bekend, en evenmin afbeeldingen.
Een morgen-wecker; dienende tot op-weckingh van die broederen, die haer .... noemen Vereen. Vlaamsche, Vriesche, Hooghd. Doops-gesinde, en nu door twisten .... gescheyden syn .... opdat sy in dese bedroefde dagen mochten opwaken en besien .... wat ongeluck dat onse Gemeynte gebracht is. Mitsg. een belydenis van de .... fondamenten der christ. religie .... Met:... beweeghredenen .... om te ondersoecken .... hoeveel dat wy verschillen, ons .... te beproeven wat wy in malkanderen draegen moeten .... Alles onder verbeterigh (sic!). Utr. 1673. 4o.
Litteratuur: Doopsgez. Bijdr. 3de jrg. (1863), blz. 95; 53ste jrg. (1916), blz. 191. - Naaml. Doopsgez. Schr., blz. 46. - Rogge, Cat. Pamfl. Rem. Bibl. St. II. Afd. II, blz. 70. - Cat. Doopsgez. Bibl. II, blz. 99.