[Frederik Ulderik van Hengel]
HENGEL (Frederik Ulderik van), vierde zoon van Wessel Albertus v. Hengel (zie hiervóór), werd geboren te Grootebroek den 11en Jan. 1814. Hij werd ingeschreven als student te Leiden den 5en Oct. 1831, maar was zijne studiën daar al vroeger begonnen. In Oct. 1837 bevorderd tot proponent bij het Prov. Kerkbestuur van N.-Brabant, zag hij langen tijd vruchteloos uit naar een beroeping in het vaderland. Bij Kon. Besluit van 2 Oct. 1841 benoemd tot predikant van de 3de klasse in O.-Indië, werd hij den 14en Nov. d.a.v. te 's-Gravenhage als zoodanig bevestigd door zijn vader, die aanvankelijk tegen zijn vertrek naar de Oost gekant was geweest, met een in druk verschenen leerrede over Mc. XVI:15b.
Achtereenvolgens diende hij de O.-I. Kerk te Samarang (1842), Makassar (intr. 22 Jan. 1843 m. 2 Cor. IV:5), Pasoeroean (1847), Soerabaya (1849), Batavia (1850). In 1857 repatrieerde hij met verlof, werd na het eindigen van dit laatste opnieuw predikant te Samarang in 1860. In Mei 1871 vestigde hij zich, op verzoek eervol ontslagen en gepensioneerd, te Hilversum. Zijn vader, om wien hij zijn terugkeer had verhaast, vond hij niet meer in leven. In het volgende jaar verlegde hij zijn domicilie naar Kampen, waar hij wonen bleef. Hij overleed te Hilversum, en wel den 15en Mei 1876.
Hij was driemaal gehuwd; 1o te Valkenburg (Z.-H.) met Paulina Aletta van den Ende, geb. te Rotterdam, overl. in O.-I. 27 Oct. 1853; 2o met Maria van der Plas (overl. te Hilversum 18 Dec. 1871), 3o met Wilhelmina Catharina van der Hartbeek (geb. te Bergen in Henegouwen), welke laatste in 1884 te 's-Gravenhage hertrouwde met B.P.W. Verweyde, Inspecteur der Posterijen in Z.-Holland. F.U. v. Hengel liet verscheiden kinderen na.
Portretten zijn van hem niet bekend.
Van hem bestaat in druk:
Afscheidsrede over Philipp. I:27, geh. te Pasoeroean den 7en Oct. 1849. Bat. 1849. 8o. - Korte Handleiding tot het afleggen v. belijdenis voor mingeoefenden. Batavia. 1853. 12o 2de verb. dr. - Korte Handleiding tot het afleggen v. belijdenis voor min en meer geoefenden. Samarang. 1858. 12o 3de verb. en verm. dr. - Het christelijk vertrouwen op God. Bat. 1862. 8o. |
In het Tijdschr. tot bevorder. v. chr. leven in N.-Indië (red. A.A.T. Mounier.) Jrg. I (1855) Dl. 1, blz. 75-91, 198-211 komt van hem een reisbeschrijving voor getiteld: Kerkelijke bezoekreis naar de Prot. gemeenten van Buitenzorg, de Preanger Regentschappen en Krawang. |
Litteratuur: v. Troostenburg de Bruyn, Biogr. Wdb. O.-I. Pred., blz. 178. -