Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Sybrandus Hellinga]HELLINGA (Sybrandus), geboren te Twijzel den 28en Mei 1724,Ga naar voetnoot1) bezocht de Latijnsche School te Dokkum, studeerde vervolgens te Franeker, daarna te Groningen, waar hij den 17en Sept. 1744 werd ingeschreven. In Juli 1747 proponent geworden bij de classis Dokkum, deed hij den 14en Juni 1750 intrede te Norg (m. Rom. XV:30-33) na den 7en te voren bevestigd te zijn door de Deputaten der Classis H.C.v. Byler, J. Mensinga en B. Alting, resp. pred. te Gieten, Zuidlaren en Eelde (tekst v. laatstgen.: Joh. XXI:15-17). Hij bedankte in 1761 voor een beroeping naar Odoorn, en bleef te Norg zijn leven lang; Nov. 1797 verkreeg hij er op zijn verzoek emeritaat wegens het afnemen zijner geestvermogens; zijn laatste prediking hield hij in April 1797; hij overleed te Norg den 9en Jan. 1802. Hij was geliefd om zijn ijver en trouw. Door de Synode van Drenthe werd hij mee aangewezen om de Psalmberijming van J.E. Voet nauwkeurig te overzien en met andere gemaakte berijmingen, bepaaldelijk die van het Kunstgenootschap Laus Deo Salus Populo, te vergelijken en daarvan aan de Synode verslag te geven. In 1760 fungeerde hij als scriba der Drenthsche synode. Portretten en geschriften zijn van hem niet bekend. Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 148. - Alb. Stud. Gron., k. 197. - Romein, Pred. Drenthe. - Boekz. Jrg. 1802a, blz. 337, 338. - v. Iperen, Kerk. Hist. Ps. gezang. I, blz. 317, 318. - Hs. Borger. |
|