Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Abraham Exters Hellenius]HELLENIUS (HELENIUS) (Abraham Exters), geboren te Dordrecht den 28en Sept. 1713, werd ingeschreven als student te Leiden den 17en Aug. 1731 en den 16en Juli 1736 praeparatoir geëxamineerd voor de Classis Leiden en Neder-Rhijnland door Prof. J. v.d. Honert T. Hzn.; den 3en Sept. 1737 volgde zijn peremptoir examen voor de classis Alphen en den 22en Sept. zijn bevestiging als predikant te Noorden door Ds. Ulricus Velingius, pred. te Leiden (m. Joh. XXI:15-17; intr. m. Col. I:28, 29a). Vandaar vertrok hij naar Schoonhoven, waar hij den 11en Sept. 1746 bevestigd werd door Ds. Herm. van der Horst, pred. ald. (m. Jes. XXXII:20; intr. m. Jes. LXII:10-12; afsch. te Noorden 4 Sept. m. Jud. vs. 24, 25). Zijn derde en laatste standplaats was Nijmegen, waar hij den 5en Dec. 1751 bevestigd werd door Ds. E. Siwartz Haverkamp, pred. ald. (m. Num. XXVII:15-18; intr. m. Jes. LV:5; afsch. te Schoonhoven 21 Nov. m. Lc. IV:42b). Hij was een vredelievend man en stond te Nijmegen zeer in aanzien. In 1756 bedankte hij op aanzoek van de overheid voor een beroeping naar Middelburg, en werd terstond daarop (22 Sept. 1656) door Hun Ed. Gr. Achtb. te Nijmegen benoemd tot Professor in de Theologie aan de Academie aldaar op een jaarwedde van 100 ducatons. Het besluit daartoe was echter genomen op onwettige wijze, zonder de vereischte meerderheid van stemmen en ‘buiten concurrentie der gemeenslieden’; klachten daarover werden ingebracht bij de Gouvernante, die voorstelde het te casseeren en de benoeming op wettige wijze te doen geschieden; aldus geschiedde. Maar de wangunst der tijden en de ijverzucht der partijschappen stonden in den weg; het plan tot herstel der inrichting, die, na in 1656 van Illustre School tot kwartierlijke Academie verheven te zijn met alle rechten en instellingen eener universiteit, nooit tot grooten bloei was gekomen, viel in duigen. In 1757 vlamden de kerkelijke burgertwisten van 1705 weer op, tengevolge waarvan de hoogeschool verdween, temeer daar zij ook in Den Haag werd tegengewerkt. Exters Hellenius stierf in vol geloofsvertrouwen, den 8en Aug. 1784Ga naar voetnoot1). Op zijn nagelaten schriftelijk verzoek werd geen lijkrede op zijn verscheiden gehouden en geen levensbeschrijving van hem in de Boekzaal geplaatst behalve alleen de vermelding van eenige datums. In 1766 en 1772 fungeerde hij als praeses der Geldersche Synode te Nijmegen. Geschriften gaf hij niet uit. Portretten zijn van hem niet bekend. | |
[pagina 643]
| |
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 147, - Alb. Stud. L.B., k. 934. - Brans, Pred. Z.-Holl., blz. 72, 156. - Boekz. Jrg. 1756b, blz. 492; jrg. 1784b, blz. 236, 237. - H. v. Berkum, Gesch. der Stadt Schoonhoven, blz. 414. - Bouman, Gesch. Geld. Hoogesch. I, blz. 269. - Mr. H.D.J. v. Schevichaven, Oud-Nijmegen's straten, markten, pleinen, open ruimten en wandelplaatsen, blz. 175. - Geld. Volksalmanak, 1864, blz. 27. - G.D.J. Schotel, De Illustre School te Dordr., blz. 232. |
|