Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Hendrik Heining]HEINING (HEN (N)ING, HEN(N)INGIUS) (Hendrik) (Henricus) was de zoon van Hendrik Heining, die in 1583 predikant te Harderwijk was, in Juni - Juli 1586 als deputaat van den kerkeraad aldaar de Nationale Synode te 's-Gravenhage bijwoonde, in Juli 1592 tegenwoordig was op de Classis Neder-Veluwe, waar elf ‘pastores’ geëxamineerd werden en waar hij, omdat hij oud en ziekelijk was, de hem eershalve opgedragen waardigheid van praeses overdroeg aan den assessor en gast Joh. Fontanus, en eindelijk in Sept. 1593 nog verscheen op de Synode te Arnhem, waar hij wegens ouderdom ‘gantz onvermogent’ werd verklaard, zoodat hij ongeschikt bleek voor ‘inspectator’ over het Harderwijksche Veluwekwartier. Men heeft dezen vader gewoonlijkGa naar voetnoot1) vereenzelvigd met zijn gelijknamigen zoon. Knipscheer evenwel heeft aangetoond dat er twee Heinings zijn geweest, en tevens de meening uitgesproken dat het de vader was, die in 1583 uit Harderwijk naar Brussel zou gekomen zijn, waar hij gebleven zou zijn totdat deze stad den 13en Maart 1585 door Parma ingenomen werd, om daarna naar Harderwijk terugtekeeren. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat de Calvinisten, die in de Hofresidentie der Nederlanden hun zaak aan ervaren en krachtige theologen en geleerden wisten toetevertrouwen, daartoe in 1583 ook iemand zouden beroepen, die betrekkelijk kort daarna in 1593 wegens ‘olderdom | |
[pagina 622]
| |
gantz onvermogend’ bleek te zijn. Wat meer zegt: toen een der predikanten na de inneming van Brussel (1585) den marteldood was gestorven, en aan diens weduwe was diets gemaakt dat haar echtgenoot ‘syn eighen doot’ was gestorven, werd deze weduwe daaromtrent later juister ingelicht bij monde van Henricus Henningius, tevoren Bedienaar des Godd. Woords te Brussel, laatstelijk te Middelburg. Dit laatste volgens een bericht in v. Haemstede's Martelaarsboek. Het zou vreemd zijn, wanneer in elke nieuwe uitgave van het Martelaarsboek bedoeld bericht omtrent Heining, indien het onjuist was, zou zijn overgegaan, zonder dat één van diens bekenden op die onjuistheid zou hebben gewezen. Zoo zal het aan den vader toegeschreven verblijf te Brussel (1583-1585) moeten gelden voor den zoon. Het is niet zeker, vanwaar deze Hendrik Heining te Brussel gekomen is; volgens de algemeene opvatting uit Harderwijk; maar de mogelijkheid is niet uitgesloten dat hij al veel vroeger dan in 1583 te Brussel is geweest, en de waarschijnlijkheid bestaat dat, indien de Brabantsche Calvinisten hem een zoo belangrijken post te Brussel hebben toevertrouwd, zij hem al vroeger in de Z.-Nederlanden aan het werk hebben gezien en daarbij zijn kennis en geloofsijver hebben leeren waardeeren. Hoe dit laatste zij, deze zoon, die in de Z.-Nederlanden zijn leven heeft gewaagd voor het geloof, die predikant te Brussel is geweest, totdat hij de wijk heeft moeten nemen, is in 1586 als predikant te Serooskerke (W.) gekomen. Lang heeft zijn verblijf daar niet geduurd: in Febr. 1587 diende hij de gemeente van Tholen. Hij schreef en onderteekende een brief aan Prins Maurits, inhoudende een advies in zake den vredeshandel met Spanje. In de Zeeuwsche Synode te Zierikzee (Aug. 1588) nam hij deel aan de behandeling der zaak van Ds. Gysb. Samuels, voornamelijk wegens onzuiverheid in de leer ontslagen, maar provisioneel weer aangenomen. Heining was een der twee onderteekenaars van een schrijven in deze gericht aan ‘de Gravinne van Bueren’. Als predikant van Tholen verscheen hij voorts nog in de Zeeuwsche synoden te Middelburg van 1 Febr. 1591 en van 19, 20 Oct. 1593 en te Goes van 15 tot 18 Apr. 1597. Als scriba van laatstgen. synode richtte hij opnieuw een schrijven aan Prins Maurits do 19 Apr. betreffende het predikantstractement te Steenbergen. Al enkele maanden te voren (22 Dec. 1596) was hij beroepen tot 7en predikant te Middelburg en reeds had hij van de classis Tholen een loffelijk attest ontvangen met dank voor de door hem bewezen diensten; maar zijne bevestiging te Middelburg had eerst plaats den 8en Juni 1597. Hij overleed in 1612 (begraven 16 Nov.) Portretten zijn van hem niet bekend. Hij stond in briefwisseling met Theod. Beza, en gaf als predikant te Tholen een zeer zeldzaam geworden overzetting uit van een paar van diens tractaten; ze verschenen onder den titel: Twee Verhandelingen. Djeerste, vande Polygamie ofte houwelyck met veel Vrouwen. D'andere. Vatt Ondertrou en Echtsscheydinghe. Getrocken wt den Lessen D. Theodori Bezae Vezelij; over den eersten brief totten Corinthen. Verduytst wt den Latine... Siet den inhoudt breeder op de naeste Sijde. Hebr. 13 v. 4. Het Houwelick is by allen eerlick, ende een onbevlect bedde: Maer hoereerders ende overspeelders sal God oordeelen. Middelb By Richard Schilders, Drucker der Heeren Staten v. Zeelandt. 1595. Litteratuur: Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. I, k. 1057, 1058 (art. v. | |
[pagina 623]
| |
F.S. Knipscheer). - Het Boek. Tweede Reeks v.h. Tijdschr. v. Boek- en Bibliotheekwezen ond. red. v. C.P. Burger Jr. e.a. Den Haag. 1913, blz. 160-166 (art. v. Mr. Leon. Willems Azn.). - Reitsma en v. Veen, Acta, IV, V (reg.) - Rutgers, Acta, blz. 520, 522, 535. - Stud. en Bijdr. IV (Amst. 1880), blz. 368. - Nav. LVIII (1909), blz. 515, 516. - H. Schokking, Leertucht, blz. 129, 130. - Nagtglas, De Alg. Kerkeraad, der N.H. Gem. te Middelb. v. 1574-1860, blz. 40, 41. - v. Alphen, N.K. Handb. Jrg. 1903, Bijl. U, blz. 131; jrg. 1909, Bijl. Q, blz. 138, 147, 149. |
|