Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Siwart Haverkamp]HAVERKAMP (HAVERCAMP) (Siwart, Sivert of Sigebertus), zoon van Evert (Everhardus) Haverkamp, werd in Dec. 1684 geboren te LeeuwardenGa naar voetnoot4) en den 15en Sept. 1703 ingeschreven als student te LeidenGa naar voetnoot5). Hij was van 1710 tot 1720 predikant te Stad aan 't Haringvliet. Den 9en Mei van laatstgen. jaar werd hij aangesteld tot Lector der Grieksche taal aan de Leidsche hoogeschool, welk ambt hij den 1en Juli d.a.v. aanvaardde met een oratio utrum majus sibi nomen paraverint graeci bellica laude et victoriarum gloria, an artium invetitione disciplinis liberalibus et studio eloquentiae. Toen men hem een jaar later het professoraat aan de Franeker academie opdroeg, bedankte hij hiervoor, omdat Curatoren der Leidsche hoogeschool hem, op | |||||
[pagina 583]
| |||||
aanbeveling van P. Burman, die daardoor de benoeming van Tib. Hemsterhuis wilde voorkomen, benoemden tot hoogleeraar in de Grieksche taal. Den 2en Dec. 1721 opende hij als zoodanig zijn colleges met een oratio, qua probatur, vigente aemulatione et gloriae studio, virtutem Graecorum ad maxima imperii et literarum incrementa pervenisse, at vero, sublata aemulatione et exstincto gloriae ardore, omne decus literarum, una cum imperio, concidisse. Drie jaar later werd hij ook tot hoogleeraar der welsprekendheid en historie aangesteld; als zoodanig hield hij den 18en Dec. 1724 een inaugureele oratie de actione Oratoris, sive corporis eloquentia. Van 1741 af was hij ook Curator der Latijnsche School. Hij overleed te Leiden den 25en April (volgens de Boekz.) of den 27en April (volgens Siegenbeek e.a.) 1742 aan een beroerte, die hem enkele dagen te voren getroffen had. Haverkamp behoorde tot de geleerdste mannen van zijn tijd, en door zijne vele geschriften verwierf hij zich een vermaarden naam. Hier blijve onvermeld wat hij op het gebied der taalkunde heeft gepraesteerd, maar ook voor de godgeleerde wetenschap heeft hij zich verdienstelijk gemaakt zooals blijkt uit de hieronder aangehaalde geschriften; vooral de patristiek vond in hem een beoefenaar. Hij was gehuwd met Agneta Root. Een zoon uit dit huwelijk was Everhard Siwartz Haverkamp (hierna) behandeld. Van hem bestaat een portret borstb. links in toga naar F. v. Mieris, door J. Houbraken fol. Hetz. zonder ov. en beeldw. lith. in kleuren. In: Springer, Galery v. Leidsche hoogl. Vgl. Muller, Cat. v. Portr. No 2210-2212; v. Someren, id. II, No 2306. Zie ook: Moes, Iconographia Batava, No 3271. Zijne geschriften, op de Theologie betrekking hebbende, zijn:
Ook bezorgde hij de uitgave van:
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 89. - Glasius, Godg. Ned. II, blz. 38. - Saxe, Onom. lit. T. VI, p. 346-350, 711. - Alb. Stud. L.-B., k. 776. - Boekz. Jrg. 1742b, blz. 656. - Siegenbeek, Leidsche Hoogesch. II, T. en B. blz. 185, 186, 275. - v. Kampen, Beknopte Gesch. der Lett. en Wetensch. in de Nederl. enz. II, blz. 211, 212, 242, 243. - v.d. Aa, Wdb. Ned. Dicht. II, blz. 209. - Nav. XXXII (1882), blz. 550. |
|