Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend
[pagina 584]
| |
[Gerardus Haverkamp]HAVERKAMP (HAVERCAMPGa naar voetnoot1) (Gerardus), geboren te Amsterdam, broeder van den vorige, werd den 2en Juni 1691 op 17jarigen leeftijd ingeschreven als student te Leiden. Praeparatoir geëxamineerd in 1697 werd hij in 1701 beroepen te Wilsveen en StompwijkGa naar voetnoot2), vertrok vandaar in 1710 of 1711 naar Heenvliet, vanwaar hij in 1715 te Oud-Beyerland werd beroepen. Zijn vierde en laatste gemeente was 's-Hertogenbosch, waar hij den 1en Sept. 1720 bevestigd werd door zijn ambtgenoot Prof. Johs. Leyendekker ald. (m. Col. IV:17; intr. m. Ps. XXXII:8; afsch. te O.-Beyerland m. 2 Cor. XIII:11). Den 10en Juni 1730 werd hij tevens aangesteld tot hoogleeraar in de Grieksche taal aan de Illustre School te 's-Hertogenbosch, welk ambt hij den 7en Aug. d.a.v. aanvaardde met eene Oratio Linguae Graecae Commendatrix. In 1747 emeritus geworden, overleed hij aldaar den 24en Sept. 1752. Zijn zoon Ludovicus Haverkamp á Kerkhoven was predikant te Meeuwen; een andere zoon, Everhardus Haverkamp van der Helst pred. te Sleeuwijk. Portretten zijn van G. Haverkamp niet bekend. Van hem zag het licht: De voce μέγας. L. Bat. 1694. - Zalige Uitkomst v. Enochs Wandeling. Voorgesteld in een Lyk-Predikatie Ter gedagtenis v.d. Godvrugt. en Wel-Gel. Heere David Grimes, in zyn E: leeven Bedienaar der Godd. Woords tot Abbenbroek. Met eenige Aanmerkingen op de selve, En daar in Bysonder v.h. Paradys, waar van Luc. 23:43, en 2 Cor. 12:2, 4. Delft. 1713. 4o. Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 90. - Alb. Stud. L.B., k. 716. - Boekz. Jrg. 1752b, blz. 656. - de Jongh, Pred. Gelderl., blz. 321. - Brans, Pred. Z.-Holl. (reg.). - v. Alphen, N.H. Handb. Jrg. 1907, Bijl. Q, blz. 122, 145, 165. - M.H.A. v.d. Valk, Kerkel. Oud-Beyerland, blz. 14, 15. - Abd. Velingius Wzn., Redenvoering over de Ill. Schoole te 's-Hertogenb., blz. 83. - Cat. Doopsgez. Bibl. I, blz. 53. |
|