werkzaam; in 1579 werd hij vandaar voor eenigen tijd ‘geleend’ aan Zwolle, waarna hij twee maanden lang de gemeente van Deventer diende. Daarna volgde hij weer een roeping uit Zwolle op (20 Juni 1579). ook ter wille van zijn gezondheid. Als dienaar des Woords te Zwolle werd hij 29 Mei 1581 afgevaardigd naar de Nationale Synode van Middelburg. Maar in 1582 fungeerde hij als predikant te Antwerpen, waar hij bleef tot de overgave der stad aan Parma in Aug. 1585. Vervolgens moet hij zich te Leiden hebben opgehouden, waar hij betrokken was in de geschillen met Casp. Coolhaes, wiens tegenstanders zijn hulp inriepen ten einde te bewerken dat deze niet in zijn ambt zou worden hersteld. Daarna trok hij weer naar den Paltz, en werd hij in 1595 opnieuw in het album der Heidelbergsche academie ingeschreven en den 11en Dec. 1599 bevorderd tot baccaularius artium. Ook was hij waarschijnlijk in den Paltz superintendent of inspector van twee dassen.
In 1600 was hij weer in Holland terug, want den 4en Nov. van dat jaar werd hij andermaal ingeschreven in het Album Studiosorum te Leiden. In 1602 was hij predikant te Franeker. Hij presideerde de Prov. Friesche Synode ald. gehouden van 1 tot 3 Juni 1602, en bleef te Franeker tot zijn dood, den 22en April 1604.
Geschriften en portretten zijn van hem niet bekend.
Litteratuur: Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. I, k. 1026, 2027 (art. van A.A. van Schelven). - Alb. Stud. L.B. k. 59. - Borger, Hs. i.v. - Werken. Marn. Ver. S. II, D. III, blz. 359; S. III, D. II, blz. 27, 223; D. V, blz. 207, 235, 236, 238. - Croese, Pred. Amst., blz. 19, 20; verv. op Croese, blz. 120. - Greydanus, Pred. Cl. Franeker, blz. 29. - Janssen, Kerkherv. in Brugge. I, blz. 78. - Reitsma en v. Veen, Acta. I, IV, VI (reg.). - Te Water, Ref. Zeeland, blz. 348. - Arch. K.G. VIII (1837), blz. 453; X (1840), blz. 180. - N. Arch. K.G. VIII (1848), blz. 183.