Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Gillis Happart]HAPPART (Gillis of Gilbert) geboren te Goes behoorde tot een geslacht van hoogen Brabantschen adel, dat een wapenschild droeg met leliën en leeuwen. Zijn grootvader Gabriël Happart, in zijn jeugd schrijnwerker, voelde zich al vroeg aangetrokken tot de Gereformeerde leer en begon deze al vroeg te verkondigen. Als predikant was deze werkzaam te Domburg, toen deze gemeente verbonden werd met Aagtekerke (1574) en hij bleef er tot hij emeritus werd (1624). Diens oudste zoon Abraham Happart (pred. te Oostkapelle (1606), daarna te Goes (1614), ald. overl. 1655) was de vader van Gilles HappartGa naar voetnoot1), die ingeschreven werd als student te Utrecht in 1643, daarna te Groningen den 7en Mei 1645. Door de classis van Schieland als proponent voor den Indischen dienst aangewezen, kwam hij in Aug. 1648 te Batavia, en het volgend jaar op Formosa, waar hij in Maart 1649 beroepen was. Daar arbeidde hij in de eerste gemeenten van Ds. Rob. Junius, in Sincan Tavacan, Backluan. Hij kenmerkte zich door ijver, maar was ziekelijk, en moest daarbij nog den Hollandschen dienst in het kasteel ‘Zeelandia’ waarnemen. Hij ondervond veel tegenkanting, ook van den landvoogd Nicolaas Verburg, die hem zoo onbeschoft behandelde, dat hij den 26en Dec. 1652 te Batavia kwam om zijn gravamina aan Gouverneur en Raden van Indië over te leveren. Een Resolutie van den Opperlandvoogd in Rade do 24 Mei 1653 was hiervan gevolg. Den 7en Maart 1653 was Happart echter weer naar Formosa beroepen, waar hij vervolgens werk- | |
[pagina 503]
| |
zaam was te Favorlang. De landvoogd werd in dat jaar door een ander vervangen. Happart stierf waarschijnlijk op 't laatst van 1653 op Formosa. Een brief door hem 29 Oct. 1649 geschreven aan de classis Amsterdam is bewaard gebleven. In 1839 vond Dr. van Hoëvell onder de archieven der Herv. Gemeente te Batavia een handschrift in folio met Romeinsche letters, zijnde een ‘Woord-boek’ der Forlangsche taal door G. Happart, genoemd naar het dorp Favorlang, de oorspronkelijke taal van het eiland. Dit woordenboek werd in 1842 met taalkundige en ophelderende aanmerkingen uitgegeven door Dr. van Hoëvell in de Verhandelingen van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (Dl. XVIII) met een Formosaansch vocabularium door Dr. C.J. van der Vlis. In 1840 had Dr. W.H. Medhurst doen drukken te Batavia: Dictionary of the Favorlang dialect of the Formosan language by Gilbertus Happart, written in 1650. Een manuscript van dit woordenboek, afkomstig van Prof. Adr. Reland, bevindt zich in de Univ. Bibliotheek te Utrecht. G. Happart huwde den 22en Dec. 1647 te Goes met Maria Hoochkamer (of Hoogkamer) dochter van Willem H. ald., die in Mei 1654 hertrouwde met Kapitein Hans Pieter Tschifly. Portretten zijn van hem niet bekend. Een broeder of nabestaande van hem, Johannes Happart was predikant te Waarde, werd door een bende Spaansche stroopers in 1633 opgelicht en weggevoerd naar Aalst, aldaar door liefdegiften vrijgekocht; vervolgens diende hij van 1634 tot 1641 de gemeente van Nisse, daarna die van Terneuzen, werd den 26en Maart 1643 door de classis van Walcheren beroepen als predikant in O. Indië, kwam per schip ‘Zelandia’ 9 Nov. 1643 te Batavia aan, en was van April 1644 tot 1646 eveneens predikant op Formosa, dragende ‘een naam, die weghen zyne groote diensten aldaar nimmer moet sterven,’ Hij stelde toen op last van den landvoogd François Caron een uitvoerig en accuraat formulier op naar de orde van den Catechismus, welk stuk niet gedrukt werd, maar waarover Dan. Graevius voor zijn Formulier des Christendoms veel heeft ontleend. Litteratuur: Nagtglas, Levensber. 2de afl., blz. 332, 333. - Alb. Stud. Rh. Traj., k. 4. - Id. Gron., k. 51. - v. Troostenburg de Bruyn, De Herv. Kerk in N.O.-I., blz. 34, 35, 440, 443, 597. - Dez., Biogr. Wdb., blz. 165-167. - Verhand. Batav. Gen. v. K. en Wet. D. 18, blz. 34. - Tijdschr. v. N.-I. III, (1840), blz. 634. - Tijdschr. v. Ind. Taal-, Land- en Volkenk. VI (1857), blz. 105. - Verslagen en Meded. v.d. Kon. Akad. v. Wetensch. VII (1862), blz. 39. - Godgel. Bijdr. 1869, blz. 376 v.v. - P.A. Boele v. Hensbroek, Beoefening der Oost. Talen, blz. 39. J.J. v. Toorenenbergen in De Gids. VII (1892), blz. 29. - Nav. XV (1865), blz. 280, 282. |
|