Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend
[pagina 501]
| |||
zijn bet-overgrootvader Johannes H. was in 1654 als proponent te Gemert gekomen, in 1656 te Mierloo en overleden in 1702. Hij zelf werd gratis ingeschreven als student te Groningen den 20en Sept. 1784. In 1789 proponent geworden en den 24en Febr. 1790 peremptoir geëxamineerd door de classis van Peel en Kempeland werd hij den 14en Maart d.a.v. bevestigd te Bakel bij Eindhoven door zijn vader (m. Spr. XXIII:15-18) en deed hij intrede (m. 1 Cor. IX:16b). Vandaar werd hij nog in hetzelfde jaar door de Classis ordinair, vergaderd te Eindhoven, beroepen te Aarle, Baak en Lieshout; hij deed er intrede den 10en April 1791 (m. 1 Cor. II:2), na bevestigd te zijn door zijn behuwdoom Ds. Jac. Slingsbie, pred. te Geldorp en Riel (m. 1 Cor. I:23). Vandaar ging hij naar Oost Graftdijk, waar Ds. D. Palthe, pred. te Etershem en Scharwoude den 4en Nov. 1798 als zijn bevestiger optrad; 21 Oct. afscheid te Aarle c.a. (m. 2 Cor. XIII:13). Zijn vierde gemeente was Vierlingsbeek, waar hij den 25en Juli 1802 bevestigd werd door Ds. D.J. Stolk, vroeger pred. aldaar (m. Joh. IV:35-38) en intr. deed (m. Ps. CXXXIII geheel); 11 Juli afsch. te O. Graftdijk (m. 2 Cor. I:12), toen Sambeek daaraan werd toegevoegd en deze gemeente hem bij collatie werd opgedragen, deed hij hier den 30en Nov. intrede (m. Hebr. XIII:18) na bevestigd te zijn door Ds. P.C. Wassenbach, pred. te Beugen (m. 2 Cor. V:20a). Hij vertrok naar Warns en Scharl, waar hij den 23en Juni 1811 intrede deed (m. 1 Cor. II:2); afscheid te Vierlingsbeek (m. Pred. XII:13, 14) en te Sambeek (m. 2 Cor. XIII:13) beide op 26 Mei. Zijn laatste gemeente was Ravenstein, waar hij den 25en Oct. 1818 bevestigd werd door Ds. S.A. Heshusius, pred. te Dieden (m. 2 Cor. IV:2) en intreê deed (m. Hebr. X:24); afsch. te Warns 11 Oct. (m. Rom. XV:33. Den 16en Oct. 1825 werd hij ook bevestigd te Dieden (dat toen met Ravenstein gecombineerd werd) door den consulent Ds. J. Leyds, pred. te Oyen. Met ingang van 1 Juli 1841 werd hij emeritus. Den 1en Aug. d.a.v. bevestigde hij zijn zoon Johan Hendrik Albert Carel Hanewinckel (geb. te Warns 23 Sept. 1805, overl. 8 Dec. 1861), die in 1839 cand. t.d. H.D. was geworden bij het Prov. Kerkbestuur van Gelderland, als predikant te Ravenstein (m. Spr. XXIII:15-18) en den 8en Aug. deed hij hetzelfde te Dieden (m. Hebr. XIII:20a, 21); bij beide gelegenheden sprak hij zelf een afscheidswoord. Hij overleed 15 Dec. 1856. Hij was een geleerd man. Zijne hieronder genoemde Reize door de Majory van 's-Hertogenbosch ademt een sterk anti-Roomschen geest, en vond om die reden ook heftige bestrijding. Ze getuigt intusschen toch van grondige kennis van land en volk en opmerkingsgave. Hij was in tegenstelling van bovengen. zoon door en door liberaal. Hij huwde te Rixtel den 21en Oct. 1798 Johanna Alida Clara von Schmidt auf Altenstadt (geb. te Boxtel 28 Maart 1779, overl. te Ravenstein 18 Oct. 1858), dochter van Johann Heinrich Adolph v. S. a. A. (overl. als Generaal Majoor O.-I. Leger, een der oprichters van het corps Rijdende Artillerie in 1790, 1791) en van diens eerste echtgenoote Johanna Judith de Gualtherie. Portretten zijn van hem niet bekend. Behalve een Krygsman-Handboek (bekroond door de Maatsch. tot Nut van 't Algemeen) en een Handboek voor Zeelieden schreef hij de volgende werken: [anon.] Reize door de Majory van 's-Hertogenbosch in den jaare 1798 en 1799 (in Brieven). Amst. 1799-1800. 2 dln. m. pl. 8o. - [Een Meiëryënaar], Gedachten over de Meiëry van 's-Hertogenbosch en derzelver inwoners bij het begin der negentiende | |||
[pagina 502]
| |||
eeuw. Eene bijdrage tot de Reizen door dat land in de jaaren 1798 en 1799. Amst. 1801. 8o. - Geschied- en aardrijkskundige beschryving der Stad en Meiëry van 's-Hertogenbosch beginnende met de vroegste tijden en eindigde met 1802... Met eene kaart. Nijm. 1803. 8o. - Verhandeling over de gronden, op welke men kan vaststellen, dat de Brieven van Paulus, zoo als die in de Schriften des Nieuwen Verbonds voor handen zyn, door hem zelven zyn vervaardigd, en dus niet moeten worden aangemerkt, als alleen hoofdgedachten van Paulus behelzende, welke door anderen, ons onbekenden, zouden uitgebreid en beschreven zyn. (Met goud bekroond door het ‘Haagsch Genootschap tot verdediging v.d. Chr. Godsdienst’, en opgenomen in de Nieuwe Verhandelingen van dat Genootschap (1818). Onder den schuilnaam Philalethes schreef hij twee werkjes:
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 49. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. I, k. 1022. - Alb. Stud. Gron., k. 239. - Boekzaal. Jrg. 1856b, blz. 721-723. - v. Kampen, Beknopte Gesch. der Lett. en Wetensch. in de Nederl. III, blz. 278. - H.J. Royaards, Het Haagsche Genootsch. geschiedk. geschetst. Feestr. t. vier. v.h. vyftigjar. best. des Gen. den 23 Oct. 1835. Aant. en Bijl. blz. 150. - v. Doorninck, Anon. en Pseud. No 682, 684, 1557, 3880. |
|