Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Ysbrand van Hamelsveld]HAMELSVELD (Ysbrand van) werd den 7en Febr. 1743 te Utrecht geboren. Zijn ouders waren Ysbrand van Hamelsveld, die aan het hoofd stond van een fabriek van speelkaarten, en Elisabeth Wiggers. Hoewel eerst bestemd om in het bedrijf van zijn vader te worden opgeleid, veranderde dit plan, en bezocht hij van 1758 de academie van zijn vaderstad, waar hij eerst de propaedeutische studie behartigdeGa naar voetnoot1) en zeer bedreven werd in de Grieksche en Latijnsche talen. Den 1en Juni 1763 verdedigde hij er onder voorzitting van Prof. Seb. Rau een Exercitatio tertia ad Car-Fr. Houbigant Oratorii D.J. Sacerdotis Prolegomena in Scripturam Sacram Cap. II. Art. II en in 1764 een Dissertatio philologico-antiquaria de aedibus veterum Hebraeorum. In 1765 herhaalde hij den doctorstitel op eene Dissertatio theologica inauguralis de moribus antediluvianis typo morum adventum servatoris antecessurorum. Den 4en Juni van datzelfde jaar proponent geworden bij de classis Utrecht werd hij den 23en April 1766 bevestigd als predikant te Durgerdam door Ds. D.J. Geugjes Bakker, pred. te Purmerland (m. Jes. XII:6, 7; intr. m. 2 Kron. XX:20). Hij bleef er tien jaren, den 28en Juli 1776 nam hij er afscheid (m. Hand. XVI:40) en den 18en Aug. d.a.v. werd hij bevestigd te Grootebroek door Ds. W.J. Roldanus, pred. te Enkhuizen (m. Jes. XLIX:22; intr. m. Ezra V:11). Aldaar duurde zijn verblijf kort. Reeds het volgende jaar vertrok hij naar Goes, waar hij den 23en Nov. bevestigd werd door Ds. Nic. Pronck, pred. ald. (m. Hebr. | |
[pagina 481]
| |
XIII:17; intr. m. 2 Cor. IV:7; afsch. te Grootebroek 26 Oct. m. Jes. XXII:5, 6a). De toeloop bij zijn prediking te Goes, ook van uit buitengemeenten, was groot, maar hij kreeg er, vooral met een zijner ambtgenooten, Dirk Kaas, onaangenaamheden, die oorzaak waren dat hij in Juni 1779 van zijne bediening afstand deed, hoewel zijn ontslag hem geweigerd was.Ga naar voetnoot1) De redenen daartoe zijn door hem uitvoerig uiteengezet in een gedrukt Berigt, straks na een Afgeperst Antwoord van Ds. Kaas nog door een ander geschrift van zijn hand gevolgd.Ga naar voetnoot2) Een later gedrukte afscheidsrede sprak hij niet uit. Na zijn vertrek uit Goes vestigde hij zich als ambteloos burger te Utrecht, waar sommigen hem wel begeerden beroepen te zien in een inmiddels ontstane predikantsvacature; daartoe kwam het echter niet op grond hiervan dat hij te Goes onwettig ontslagen zou zijnGa naar voetnoot3). Hij werd evenwel tot hoogleeraar benoemd, en aanvaardde den 26en Febr.Ga naar voetnoot4) 1784 zijn ambt als zoodanig met het uitspreken van een oratie, getiteld: de statu rei Christianae, hodierno, laeto an tristi? Quidque in posterum de eo sperare vel timere debeamus? Bij de staatkundige omwenteling van 1787 deed hij zich kennen als een ijverig aanhanger van de partij der patriotten. Hij werd beschuldigd op zeer bedenkelijke wijze betrokken te zijn bij de onlusten. Op grond daarvan werd hij den 1en Oct. 1787 uit zijn ambt ontzet en hem het recht ontnomen om in de provincie Utrecht te prediken. Ook werd zijn portret uit de senaatskamer verwijderd en van bijtend opschrift voorzien elders opgeborgen. Den 4en Oct. werden hem zijn rechten en privilegies als burger ontnomen. Daarna vertrok hij uit UtrechtGa naar voetnoot5). Voornemens zich nu te Amsterdam te vestigen werd hem dit ontzegd, waarop hij naar Durgerdam trok. In deze zijn eerste standplaats hield hij zich op tot 1789; daarna begaf hij zich naar Leiden, waar zijn zoon in de Rechten ging studeeren. Tengevolge van de staatsomwenteling van 1795 werd hem een hoogleeraarszetel te Leiden aangeboden, maar blijkbaar heeft hij daarvoor bedankt. In datzelfde jaar keerde hij naar Utrecht terug, waar de vroeger tegen hem genomen onteerende besluiten werden ingetrokken en hem ook zelfs weer een hoogleeraarszetel werd aangeboden, waarvoor hij echter bedankte om niet een ander van diens plaats te verdringen: ook andere eervolle aanbiedingen wees hij van de hand. Nadat inmiddels zijn dochter overleden was, verliet hij Utrecht weer voor Amsterdam, maar verhuisde in 1796 naar 's Gravenhage in verband met zijn benoeming tot lid van de Nationale Vergadering. Hij deed er het voorstel tot het houden van een Biddag, | |
[pagina 482]
| |
maar ontmoette daarbij in de vergadering tegenstand; het werd ten slotte door den voorzitter Bicker buiten behandeling gesteld. Als lid der Nationale Vergadering heeft hij mede uitgevaardigd het decreet van 5 Aug. 1796 en de afscheiding van Kerk en Staat mee in de constitutie geschreven. Als voorzitter bleef hij in functie tot Aug. 1797. Nog in datzelfde jaar aanvaardde hij een benoeming tot lid van de Tweede Nationale Vergadering. Bij de tegenomwenteling in 1798 wachtte hem hetzelfde lot als velen zijner medeleden: hij werd den 22en Januari uit zijn waardigheid ontzet en moest zelfs eenigen tijd in de gevangenisGa naar voetnoot1) doorbrengen. Daarna verliet hij het staatkundig tooneel en bracht hij zijn laatste levensjaren door ten huize van zijn zoon te Amsterdam, waar hij den 9en Mei 1812 na korte ongesteldheid overleed. Volgens zijn uitdrukkelijk verlangen werd zijn stoffelijk overschot bijgezet te Durgerdam in het graf van zijn vader. Van Hamelsveld was een man van meer dan gewone bekwaamheden, die ook op theologisch gebied veel heeft geleverd, maar daarop zeker nòg meer gepraesteerd zou hebben, had hij geen roeping gevoeld zich op politiek terrein te begeven. Bijzonder verdienstelijk was zijn pogen om de geschiedenis der Kerk te beschrijven, en wel op een wijze, die zich kenmerkt door een streven naar volledigheid. Verschillende onderdeelen der Theologie zijn door hem beoefend. Vooral ook op het gebied van Bijbelvertaling en exegese was zijn arbeid vruchtbaar. Niet alleen dat hij op dat terrein verschillende werken vertaalde en van eigen opmerkingen voorzag, maar ook met zelfstandige studieën trad hij op. Door zijn gemakkelijke en zoetvloeiende Bijbelvertalingen heeft hij voor velen het verstaan der H. Schriften bevorderd. Het is evenwel jammer dat hij zich daarbij liet verleiden om de Hebreeuwsche poëzie in Hollandsche (rijmlooze) verzen over te zetten, waardoor de juistheid en zuiverheid schade leden. De gebreken der Coccejaansche school, waartoe hij behoorde, heeft hij echter weten te vermijden. Zijn De Bijbel verdeedigd (eigenlijk een verkorte uitgave van Lilienthals Bijbelverklaring) bevat een niet onverdienstelijke poging tot weerlegging van de deïsten. Met onderscheiding mag vermeld worden dat hij de veelszins verwaarloosde apocryphen ter hand nam en daarvan een vertaling leverde, van korte aanmerkingen voorzien. Intusschen lag, bij al wat hij geleverd heeft op het terrein der Oostersche talen, daar zijn kracht niet. Wat zijn dogmatische studie betreft, reeds als student ontstond (in 1765) tusschen hem en een medestudent te Utrecht Johannes Petsch een geschil in zake de vraag of in den Heidelbergschen Catechismus geleerd wordt een voldoening van Christus voor alle menschen, hetgeen door v. Hamelsveld werd ontkendGa naar voetnoot2). De strijd daarover duurde vier jaren zonder dat een van beide partijen van ongelijk overtuigd was; maar toen straks meerderen betrokken werden in het meeningsverschil over de aanbieding der genade, deed v. Hamelsveld een geslaagde poging om den strijd bij te leggen door de voorstelling ‘dat nergens een byzondere, nergens eene gemeene aanbieding geleerd wordt, maar wel eene onbepaalde.’ Hij verklaarde heel het verschil voor een woordenquaestie. Vooral op practisch-ascetisch terrein van het Christendom heeft v. Hamelsveld zich gunstig onderscheiden. Zijn studie en arbeid heeft ook voor ongeletterden vrucht | |
[pagina 483]
| |
gedragen. In zijn De ongeveinsde Christen b.v. toont hij de geestelijke behoeften van zijn tijd uitnemend te verstaan. Hij studeerde gemakkelijk - meestal te midden van zijn huisgezin. Van verscheiden geleerde genootschappen was hij lid, o.a. sinds 1781 van het Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen; sinds 1791 van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen; sinds 1792 van de Bataafsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem en van het Genootschap tot verdediging van den Chr. Godsdienst te 's Gravenhage; sinds 1800 van de Bataafsche Maatschappij van Taal en Dichtkunde. Zijn gedicht Durgerdams Waterwee is zonder poëtische waarde. Tengevolge van toenemende doofheid onthield hij zich in zijn laatste levensjaren van het bijwonen van vergaderingen. Van Hamelsveld huwde in 1769 met Suzanna Flandreau, wed. van Albert Alders, in leven kapitein in dienst der O.I. Compagnie. Uit dit huwelijk werden geboren een dochter en een zoon Willem Ysbrand (overl. 12 Eebr. 1855 als raadsheer in het Hoog Gerechtshof te 's Gravenhage). Van hem bestaan verschillende portretten; o.a. borstb. links in ov. Door R. Vinkeles.Ga naar voetnoot1). 8o. (Vgl. Muller, Cat. v. Portr. no. 2156, 2157; v. Someren, id. no 2254*, 2255, 2256). Van van Hamelsveld verscheen in druk: Zedig onderzoek noopens de Doode Zee, of dezelve de plaats beslaat, waar eertyds de steden Sodom, Gomorrha enz. gestaan hebben, dan niet. In: Nederl. Letterverlustiging. Dl. II. Amst. 1763, blz. 362-370. - 't Gevoelen van den Heere J.C. Harenberg, dat sommige afdeelingen der H. Schrift onder elkander vermengt en verward geraakt zouden zyn, ter toetze gebragt en wederlegt, als boven, blz. 477-491. - Verhandeling over de Pyramiden van Egypten, derzelver Naamsoorspronk, enz. in De Akademie der geleerden. Dl. I. Amst. 1774, blz. 121-130. - Geschiedenis der Medische Koningen. Als boven, blz. 195-213. - Vrymoedig en Zedig Onderzoek, of de Heidelbergsche Katechismus, en derzelver Opstellers, in het gevoelen van eene Algemeene Genoegdoening van 's Waerelds Heiland zyn enz. Als boven. 1765, blz. 351-368. - Geschiedenis der Assyrische Koningen. Als boven. Dl. III. 1767, blz. 172-198. - Het Onderzoek, of de Heidelb. Katechismus, en deszelfs Opstellers, in het gevoelen v. eene Algemeene Genoegdoening v. 's Werelds Heiland zijn, enz. Amst. 1767. - Hanna's Lied, 1 Sam. II vs. 1-10, in zes Leerred. en Schetse, over Pred. VII:13. Utr. 1773. - Korte Aanmerkingen op Marc. XVI:15. - Aanmerkingen over het verhaal v. Flavius Josephus, aangaande Alexander den Grooten. In: Nederl. Bibliotheek. Dl. II. afd. 2. Amst. 1774, blz. 209-229. - Mijne gedachten bij het beschouwen van Durgerdams Waterwee (tusschen den 14 en 15 v. Slachtmaand 1775). (Gedicht). Amst. 1775. 8o. - Berigt aangaande de redenen, die hem bewogen om zyn dimissie als predikant te Goes in Zuid Beveland te vraagen, en deze hem geweigerd zynde zyn ambt intusschen aldaar neer te leggen. Utr. 1779. 8o. - Afscheidsrede aan de Gemeente te Goes (over 2 Cor. XI:11). Utr. 1779. (Een 2de druk v.d. Afscheidsrede zag nog in 1779 het licht, waarbij gevoegd werd een Bekendmaking wegens | |
[pagina 484]
| |
't gestelde in de Boekzaal v. Juli, p. 118 en 91Ga naar voetnoot1). gr. 8o). - ἙΑϒΤΟΝ τιμωρουμενος of het afgeperst antwoord v.d. WelEerw. Heere Dirk Kaas, Pred. te Goes, ontleed. Utr. 1780. - Vaticinium Jeremiae XXX:31-40 illustratum. Traj. ad Rh. 1780. 8o. - Bibliotheca Exegetico-Theologica ex Actis Eruditorum Lipsiensibus Librorum ac Scriptorum Exgetici et Theologici argumenti quae in actis Eruditorum Lipsiensibus occurrunt. Curante Y. v. Hamelsveld. Pars I-III. Traj. ad Rh. - Parodie van Horatius I. Boek. Lierz. XXII. In: Tweede Proeve v. Oudheid, Taal- en Dichtkunde v.h. Genootschap: Dulces ante omnia musae. Utr. 1782, blz. 300. - Twee Leerred. over Esther IX en X. Utr. 1782. 8o. - Bedenkingen op A.H. Niemeyers Characterkunde van den Bybel, betreffende de Geschiedenis v. Esther. In: Nieuwe Ned. Bibliotheek. Dl. II. 2de st. Amst. 1782, blz. 463-472. - Grafschrift op J.H. de Ruyter. Z. jr. (1782). 8o. - Twee Leerred. over Matth. VII vs. 6-11. Utr. 1783. 8o. - De Bijbel verdeedigd. 8 dln. Amst. 1783-88. 2de dr. Amst. 1797. - De Voortreffelykheid, Nuttigheid en Noodzaakelykheid v.d. Geschiedenissen des O.T. betoogd in eene Redevoering over 1 Cor. X vs. 11. Utr. 1783. 8o. - Oratio inauguralis. Traj. ad Rh. 1784Ga naar voetnoot2). Een vertaling hiervan, van de hand van Anton Koppen, Lit. Hum. Stud. (later pred. te Ter Aa en te Hien en Dodewaard), verscheen onder den titel: Inwyings-Redevoering over den tegenwoordigen voor- of nadeeligen staat van het Christendom en het geen omtrent denzelven in 't vervolg door ons mag gehoopt of moet gevreesd worden. Utr. 1784. 8o. - De gronden van hoop op verhooring van onze plegtige gebeden, in eene Leerreden over Ps. CXLV vs. 18, 19. Utr. 1785. 8o. - Over de weigering der Joden, om de Samaritanen deelgenooten in den herbouw van den tempel te maken. In: Verhand. v.h. Prov. Utr. Gen. Utr. 1785. 8o. 2de dl. Ophelderingen aer H. Schrift uit de Nieuwe Oostersche en Uitlegkundige Bibliotheek v. Michaëlis. Leid. 1786 1ste st. - Aardrykskunde des Bybels. Amst. 1790-1798. 8o. (6 dln. m. pl.) - (Een Hoogduitsche vertal. in 3 dln. v. R. Jänisch te Hamburg), getit. Bibl. Geograph. aus dem Holländ. übersetzt und mit einigen Anmerkungen versehen. Hamburg. 1793-1796. - Het N. Testament. N. h. Grieksch, 2 dln. - Korte Aanmerkungen over het N. Test. voor ongeleerden. 2 dln. Amst. 1789-1791. - Briefswyze verhandeling, betreffende het leeven van Em. Swedenborg, zijne schriften en derzelver betrekking tot een voorloper van een kort uittreksel, uit 's mans schriften, behelzende zyne godgeleerde gevoelens van God, de Waarheid, Hemel, Hel, Waereld der Geesten en het toekomende leven, met eenige aanmerkingen in het licht gegeeven. Amst. 1790. 8o. - Brief aan de Schryveren der Vaderl. Bibliotheek enz. behelzende eenige byzonderheden nopens Barend (thans Bernardus) Meulman, Pred. te Katwyk aan Zee, Schryver van De Tyd, in brieven ... Amst. MDCCXI. 8oGa naar voetnoot3). - Aanspraak by gelegenheid dat de gewapende burgers den schutterlyken eed hebben afgelegd op d. 5 Maart 1795. 8o. - Het O. Testament. N. h. Hebr. 4 dln. - Korte Aanmerkingen over het O. Test. voor ongeleerden. 4 dln. Amst. 1791-1796. - De welmeenende Raadgeever. Amst. 1791-1795. 5 dln. - De zedelyke toestand der Nederlandsche Natie op het einde der achttiende | |
[pagina 485]
| |
eeuw. 2de dr. Amst. 1791. 8o. - De Vraagal. 6 dln. Leid. en Amst. 1790-1796. 8o. - Noodig Bericht aan het Publiek, nopens de handelingen van Paulus v. Hemert, omtrent hem. Amst. 1793. 8o. - Vertoog over de middelen, tot voltooijing en handhaaving van de goede zaak der vryheid, voorgedragen aan de burgery v. Leiden, vergaderd in de Maare-kerk den 3. Maart 1795. Met een Aanhangsel, zynde eene beantwoording v. zekere Bedenkingen, enz. Leyden. MDCCXCV. 8o. - De Apocryfe Boeken v.h. Grieksch en Latyn. 2 dln. Korte Aanmerkingen over de Apocryfe Boeken. 2 dln. Amst. 1796-'98. - Bybel-Geschiedenisse. In twee dln. m. platen. Amst. 1797. 8o. (2de verb. dr. Amst. 1819). - De ongeveinsde Christen. 8 dln. Amst. 1797-1804. - De Christen bevestigd in zijn geloof. Amst. 1799. 8o. - Historisch Handboekjen v.d. Bybel. M. pl. 3de dr. Amst. 1799; 4de dr. ald. 1830. - Algemeene Kerkel. Geschiedenis der Christenen. M. pl. 23 dln. Haarl. 1799-1813. Na v. Hs. dood voortgezet d. A. Ypey, die het vervolg uitgaf onder zijn eigen naam. Dl. XXIV-XXVI. Haarl. 1814-'17. - De gewichtigste geschiedenissen des Bybels. - De beste Mensch Jezus in een gedeelte v. Zijn leven en leer, handel en wandel, lyden en dood, opstanding en hemelvaart, naar kinderlijke vatbaarheid afgebeeld. Schoolboek m. pl. d. den kindervriend Jan Luyken. Amst. 1800. 8o. - Verhandel. over de kunst om lang en vrolyk te leven. Z. pl. en jr. (1801). 8o. - Kort Begrip der Algem. Geschied. v.d. schepping der wereld af, tot het einde der agttiende eeuw. M. pl. Amst. 1802. - Bybelverklaring. 2de uitg. 9 dln. 1803. - Romeinsche Geschiedenissen v. M. Stuart verkort, in vier Deelen. M. kaarten en pl. Amst. 1803 '06. - De Geschiedenis v. Abraham, voor kinderen. Amst. 1803. - De Geschiedenis v. Izaäk, voor kinderen. Amst. 1804. - De Geschiedenis v. Jacob, voor kinderen Amst. 1804. - De Bybel. Uit het Hebr. en Gr. Amst. 1805. 2 dln. 12oGa naar voetnoot1). - Geschiedenis der Joden. Sedert de verwoesting v. Jeruzalem, tot den tegenw. tyd. Amst. 1807. 2 dln. (2de uitg. ald. 1808). - De redelyke Christen. Weekblad. Amst. 1807. 8o - Algemeene Geschiedenis, ten gebruyke voor de Jeugd. Verm. door A. van der Swan. Amst. 1809. 2 st. - De Huisvader. Amst. 1810. 8o. 2 dln. - Het Euangelie volgens het O. Test., of, Onderzoek, welke kundigheden van den Godsdienst en Zedenleere de menschen volgens den inhoud der Boeken des O. Test., van de alleroudste tyden af, van Eeuw tot Eeuw, door Goddelyk onderwys gehad mogen hebben. Amst. 1810. 8o. - Bybelsch Handwoordenboek van alle eigen namen v. personen, volken, landen, bergen, rivieren, steden enz., welke in den Bijbel voorkomen. 2 dln. Van Hamelsveld was ook vele jaren medewerker (als opvolger van J. Kantelaar) aan de Hedendaagsche Vaderlandsche Bibliotheek (1808-1811) (die hij eenigszins tot strengere richting deed terugkeeren) en aan de Boekzaal. Voorts gaf hij uit met Aanmerkingen, van den med. Doctor. C. Rensing: Verhandeling betreffende eenige merkwaardige byzonderheden van het smartelijk Lyden, het Sterven en de Opstanding v. onzen Heere Jezus Christus, uit een geneeskundig oogpunt beschouwd. 2de uitg. Amst. 1807. Ook schreef hij breedvoerige levensbijzonderheden van J.H. van Dongen bij de door hem bezorgde uitgave van diens werk: Myn Tijd Winst. M. pl. Amst. 1789-1791. 3 dln. 8o; een voorrede o.a. voor J.J. Hess, Gesch. Verhalen des O. en N. Test. | |
[pagina 486]
| |
inzond. geschikt voor de Jeugd. Vert. d. J.W. v. Haar 3de dr. m. pl. 1820; en een voorrede en aanmerking bij Petrus Allix, Redenmatige Bedenkingen over de H. Schrift dienende ter bevestiging v.d. waarheid van 't Christendom, uit het Fr. vert. d. P.F. Mussel. Talrijk zijn de door hem bezorgde vertalingen, waarvan hier de volgende genoemd worden: Kort Begrip der verdeediging v.d. waarheid en goddelykheid v.d. kristl. Godsdienst. 1783. - J.D. Michaëlis, Verklaaring der Geschiedenis van de Begravenis en Opstanding v. Christus volgens de Evangelisten. Met betrekking tot de tegenwerpingen, gemaakt in de Fragmenten en derzelver beantwoording. Amst. 1784. 8o. - J.D. Michaëlis, Oostersche en Uitlegkundige Bibliotheek. - D.C.F. Bahrdt, Proeve v.e. Bybelsch Zamenstel der Leerstellige Godgeleerdheid. M. aanmerk. - J.A. Cramer, Verklaring v.d Brief v. Paulus aan de Ephesiërs en aan de Romeinen. - J. Isélin, Geschiedenis der menschheid. - J.G. Herder, Brieven betreffende de beoefening der Godgeleerdheid. Amst. 1785. 8o. 4 dln. - Th.C. Lilienthal, Oordeelkundige Bybelverklaaring: of de Eere der Waarheid der Goddelijke Openbaaring v.h. O. en N. Verbond, tegen derzelver vyanden beweezen en gehandhaafd. Met eenige Aanmerk. vermeerd. 17de dl. gr. 8o. - J.L. von Mosheim, Geschiedenissen der Vyanden v.d. Chr. Godsdienst, of Waarheid en Goddelykheid v.d. Chr. Godsdienst, (later opnieuw uitgeg. en m. ophelder. Aanmerk. verrijkt door M.D. Winkler). 1785. - Gedenkschriften van den Baron de Tott betreffende de Turken en Tartaaren. Uit het Fr. Amst. 1787. 2 dln. - J.G. Eichhorn, Inleiding in het O. Test. Utr. en Amst. 1789. 8o. 4 dln. - J. Dusch, Orestes en Harmiona. - Ophelderingen der H. Schrift, getrokken uit de Nieuwe Oostersche Bibliotheek. v. J.D. Michaëlis. - Herder, Over den vervallen smaak, bij de verscheiden volken daar hy voorheen bloeide. Amst. 1790. 8o. - Brieven ter bevordering der menschelykheid. Uit het Hoogd. Utr. 1794. - Korte schets der Fransche Omwenteling, door een Genootschap v. Latynsche Schrijvers (Lat. en Ned.) Naukeurig nagezien n.h. oorspr. Te Rome, propè Caesar is hortos. en te Parys, nabij den Tuin der Tuilerien. III. Kal. Sept. V.C. MMDLIV.XII Fructudor v.h. III Jr. (Amst. 1800). 8o. - J.R. Boullier, Leerredenen. Amst. 1805. 8o. - J. Fr. von Meyer, Hades, eene verhandeling over den Staat der Afgescheidene Zielen na den Dood, eene Bydrage t.d. Theorie der Geisterkunde, m.e. voorr, en korte Aanmerk. Uitgeg. Amst. 1811. gr. 8o. - Necker, Bedenkungen van eenen wysgeer over den Godsdienst. gr. 8o. 4 dln. - C.T. Damm, Inleiding tot de Fabelkunde der Oude Grieken en Romeinen. - Staats- en karakterkundige byzonderheden betreffende Frederik II, Koning v. Pruissen. - J.L. Ewald, Jesus Menschenkennis, of Overdenkingen over de Gelykenissen van onzen Heiland. 2de dr. Amst. 1810. 8o. - J.J.G. Scheller, Beknopte Latynsche Spraakkunst of Grammatica voor de Scholen. - Nieuwste Berichten over het Turksche Ryk. - J.W. v. Archenholz, Geschiedenis v.d. zevenjarigen oorlog in Duitschland. - A.F. Bussching, Karakter van Frederik II. - Emilia Wertheim. - James Beattie, Grondbeginzelen der zedelijke eigenschappen. - Maria Wolstonecraft, Verdediging van de rechten der vrouwen. - Edw. Evanson, De strydigheid der vier algemeen aangenomen Euangelisten, en de klaarblykelijkheid van dezelver echtheid onderzocht. - Geschiedkundige en Wysgeerige Gedenkschriften over Paus Pius VI (Uit het Fr.). - Jozeph Priestley, De Echtheid der Euangelies bewezen. Met aanmerkingen. | |
[pagina 487]
| |
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 43, 44. - Glasius, Godg. Ned. II, blz. 11-17. - Alb. Stud. Rh.-Traj., k. 159. - Alg. Konst- en Letterbode v.h. jr. 1812. I, blz. 322; II, blz. 148-153. - J. Heringa El. fil., Oratio, de auditorio academ. Rh. Traj., variam olim fortunam experto, nunc praesenti eius conditioni adaptato, dicta publice Die XXV Martii MDCCCXXV etc. Traj. ad Rh. MDCCCXXVI, p. 27, 28, 153, 228-233. - J. ab Utrecht Dresselhuis, De Herv. Gem te Goes en hare leeraren in 1846 ...., p. XXIX, XXX. - Nagtglas, Levensber., blz. 325, 326. - Wagenaar, Vad. Hist. D. XXI, blz. 25, 44, 132; D. XXXII, blz. 242; XXXIV, blz. 332; XXXV, blz. 76 v.v.; XXXVII, blz. 196, 197; XXXVIII, blz. 109. - Ypey en Dermout, Gesch. N.H.K. III, blz. 606, 611; Aant. blz. 265; IV, blz. 446, Aant., blz. 66. - Ypey, Chr. Kerk 18e e. D. II, blz. 87-89; VII, blz. 454-456; VIII, blz. 449, 452, 499, 723-727. - v.d. Aa, Wdb. Ned. Dichters. II, blz. 202, 203 - R. Fruin's Verspreide Geschr., Uitg. Dr. P.J. Blok e.a. D. X, blz. 211. - Sepp, Bibl. Kerkgesch., blz. 23, 354. - Dez., Pragm. Gesch. Th. (reg.). - H.J. Koenen, Gesch. der Joden in Ned., blz. 20, 21. F.J.L. Krämer, Gedenkschr. v. Gysb. Jan v. Hardenbroek. D. VI (1785-1788) in: Werken Uitgeg. d.h. Hist. Gen. Derde Serie no 40, blz. 167. - v. Doorninck, Anon. en Pseudon., No 689, 5106. - Bouman, Godgel. (reg.) - Boekz. Jrg. 1774 b, blz. 3-19; jrg. 1789a, blz. 375-388; b blz. 373-385, 493-504, 627-641, jrg. 1790a, blz. 15-24; b, blz. 7-16; jrg. 1791a, blz. 445-457; jrg. 1762a, blz. 223-235; achter Reg., blz. 1-14; b, blz. 633-645, 574-584; jrg. 1794a, blz. 265-276; b, blz. 633-645; jrg. 1797b, blz. 163-175, 459-471, 718-733; jrg 1806a, blz. 11-16, 248-255, 563-572; b, blz. 646-651; jrg. 1807a, blz. 346-352; jrg. 1808a, blz. 37-45, 545-558; b, blz. 18-26; jrg. 1809b, blz. 609-618; jrg. 1810a, blz. 466-476; b, blz. 231-240, 319-327, 381-389, 595-604; jrg. 1811b, na blz. 346; jrg. 1812a, blz. 115-121; jrg. 1818b, blz. 271-279. |
|