tigjarige bediening (m. Ps. CXVIII:14). Wegens zwakte verkreeg hij eervol emeritaat met ingang van 1 Jan. 1853. Den 26en Dec. 1852 preekte hij afscheid (m. Luc. II:8-14). Metterwoon vertrok hij naar Gelderland; den 6en Juli 1874 overleed hij te Wageningen. Van hem zag het licht:
Gedenkt aan den Heer op al uwe wegen. Leerr. over Spr. III:16a, uitgespr. ter gelegenh. der groote ramp v. Hamburg e.a. bezoekingen der latere jaren, 1842. Feestrede over het honderdjarig bestaan der Ev. Luth. Kerk te Middelburg, 1842. (m. aanteekeningen). |
Litteratuur: Bijdr. Gesch. Luth. Kerk, IV (1840), blz. 108; V (1844), blz. 115, 116. - Nagtglas, Levensber. I, blz. 314, 315. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. III, k. 519.