Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Barend ter Haar]HAAR (Barend ter) werd den 28en Sept. 1831 te Eemnes-Binnen geboren uit het eerste huwelijk van den lateren hoogleeraar Bernard ter Haar (zie hiervoor). Hij genoot voorbereidend onderwijs aan het gymnasium, vervolgens aan de Latijnsche School van Dr. P. Epkema te Amsterdam, en werd als student aan het Athenaeum ald. ingeschreven in 1849, waarna hij te Leiden het onderwijs genoot van geleerden als v. Hengel, Scholten en Kuenen (ingeschr. ald. 15 Febr. 1850). Hier werd de zoon van den dichter, die tegen D. Fr. Strauss als ‘held des ongeloofs’ en ‘apostel der verdichting’ getuigd had, vurig aanhanger der moderne theologie. Dit geschiedde niet zonder zwaren strijd. In Juni 1854 door het Prov. Kerkbestuur van Z.-Holland tot proponent bij de Ned. Herv. Kerk bevorderd deed ter Haar intrede te Arkel den 7en Jan. 1855 (m. 1 Cor. I:23a), na bevestigd te zijn door zijn vader (m. 1 Cor. XVI:10b). Vandaar vertrok hij naar Delden, waar hij den 5en Juli 1857 bevestigd werd door Ds. J.A. de Lorraine Holling, pred. ald. (m. Rom. I:16) en intrede deed (m. Cor. IV:2b); afsch. te Arkel den 21en Juni (m. Joh. XVII:11b). Nog geen twee jaren diende hij zijn tweede gemeente; den 20en Maart 1859 nam hij afscheid van haar (m. Fil. IV:1 l/ged.), waarna hij den 27en intrede deed in zijn derde en laatste gemeente Nijmegen (m. Col. I:28); als zijn bevestiger trad daar op Ds. Joh. Hooykaas Herderscheê, pred. ald. (m. Joh. XVIII:37b). Het vooruitzicht naast dezen te arbeiden was een der redenen geweest, die hem gedrongen hadden deze roepstem op te volgen. Hoewel bij herhaling naar elders beroepen (Delft, Leeuwarden) bleef hij te Nijmegen, herdacht er in 1880 zijn 25jarige Evangeliebediening (m. 1 Tim. III:1) en verkreeg op zijn verzoek eervol emeritaat, ingaande 1 Mei 1897Ga naar voetnoot1); den 25en April te voren preekte hij afscheid (m. Ef. III:14-17). Hij verliet daarna Nijmegen metterwoon niet, en diende er de plaatselijke afdeeling van den Ned. Protestantenbond, o.a. door waarneming van catechisatie. Na een ziekte van tien dagen overleed hij aldaar in het Protestantsche Wilhelminaziekenhuis den 27en April 1902 en werd er begraven op ‘Rustoord’, de begraafplaats, aan welker ingang op marmeren plaat een gedicht, door hem vervaardigd, te lezen is. Ter Haar heeft te Nijmegen vrij heftigen strijd doorgemaakt. In 1865 werd hij met Hooykaas Herderscheê aangeklaagd wegens onrechtzinnigheid, maar de kerkeraad weigerde op deze bezwaren integaan. Een adres van 75 gemeenteleden ‘tegen de toenemende stoutheid, waarmede twee door hen genoemde predikanten aldaar de hoofdwaarheden van het Evangelie en van de belijdenis der Herv. Kerk openiijk ontkenden en bestreden’ werd terzijde gelegd door de Synode, die de leervrijheid wilde handhaven. Jarenlang was ter Haar lid van het Prov. Kerkbestuur, totdat hij in 1874 als zoodanig door een rechtzinnig ambtgenoot werd vervangen. Ter Haars prediking had bovenal een practische strekking. Beurtelings met Hooykaas Herderscheê hield hij gedurende eenige winters ook religieuze lezingen in | |
[pagina 428]
| |
modernen geest. Bij zijn optreden deed hij zich kennen als iemand, die de gave des woords bezat. Vooral waar hij kon vertellen, kwam deze gave uit. Herhaaldelijk trad hij ook buiten Nijmegen op met een lezing of voordracht. In 1884 werd de vergadering van moderne theologen te Amsterdam door hem gepresideerd, en in 1901 die van het Taal- en Letterkundig Congres te Nijmegen. Nog in den winter van laatstgen. jaar sprak hij een boeiend feestwoord uit bij gelegenheid van het veertigjarig bestaan der zangvereeniging Erato. Hoewel hij zich geroepen vond in 1868 met kracht te protesteeren tegen de brochure van den Amsterdamschen priester J.W. Brouwers over Nederland en de gevierden te Heiligerlee, en den strijd aanbond tegen het ultramontanisme, bezat hij in hooge mate de gave der waardeering en vond hij ook onder zijne Roomsche medeburgers vriendschap gelijk hij trouwens in breede kringen sympathie wekte door zijn hartelijke hulpvaardigheid. Meer dan op theologisch bewoog hij zich op letterkundig terrein; menige novelle gaf hij ten beste. Meermalen gevoelde hij behoefte zich in dichtregelen te uiten, om aan zijne aandoeningen lucht te geven; daardoor kwam zijn bewogen gemoed dan weer tot rust. Slechts weinig gedichten zijn echter van hem in het licht gegeven. Hij was ook man van de daad; bij herhaling ging er persoonlijk initiatief van hem uit; maar het kostte zijn levendige natuur moeite zich lang achtereen met hetzelfde bezig te houden. Ook buiten zijn ambt heeft hij veel gearbeid, niet het minst voor afschaffing van sterken drank, terwijl hij ook aan andere volksbelangen zich wijdde. Van tal van vereenigingen was hij lid tot het einde zijns levens. Tweemaal was hij gehuwd; den 14en Dec. 1854 werd hij in den echt verbonden met Catharina Christina van Raalte (overl. den 18en Nov. 1874); den 22en Dec. 1876 met Sara Catharina Louise van Gulpen (overl. den 31en Oct. 1891). Uit het eerste huwelijk werden geboren drie zoons en drie dochters, die hem overleefden (een der zoons is Dr. H, W. ter Haar, thans pred. te Deventer). Zijn dochtertje uit het tweede huwelijk overleed twee jaren oud. Gedurende zijn laatste levensjaren woonde hij ‘en pension.’ Van hem zag afzonderlijk het licht: Roode Teun. Ten bate der noodlijdenden door den watersnood. 1861. - Antonie van Bockhorst. (1566) Eene Nijmeegsche novelle. Arnh. 1862. 2 dln. 8o. Guldenred. No. 24, 26. - Niet sterven. Rede n. Joh. XI:26. Uitgespr. den 25en Jan. 1863. Nijm. 1863. post 8o. - Zonnestraaltjes in de ziekenkamer. Tiel. 1864. 8o. (Een hoofdstuk uit dit geschrift getiteld: Vrees voor het sterven was afzonderl. uitgeg. t. voord. v.d. rampspoedigen door den brand te Genemuiden. Tiel 1863.) - Jezus' zegevierende strijd tegen de verzoeking. Rede n. Hebr. IV:15b, voorafgeg. d.e. enkel woord over het protest v. een der Nijmeegsche ouderlingen. Nijm. 1865. post 8o. - Photogrammen. Schetsen en verhalen. Nijm. 1869. post 8o. - Tweetal historische novellen aan de geschiedenis van Nijmegen ontleend. (met weldadig doel.) - Niet vertragen. Arnh. z.j. (na het overlijden zijner echtgenoote.) - Grafbloemen uit den vreemde en van eigen grond. Nijmegen. 1878. kl. 8o. - Gerrit en Hanna. Met 3 pl. Tiel 1879 post 8o. 2e dr. Amst. 1905. gr. 8o. - Rijkdom en armoe. Met 6 platen in kleurendr. Tiel. 1880. 4o. - Aan Gladstone. Gedicht 1881. - Aan de Boeren in de Transvaal. Uitgeg. t. voord. der Maatsch. v. Weldadigh. Nijm. 1884. gr. 8o. - Een honderdjarige. Nijm. 1885. post 8o. Johannes Hooykaas Herdersscheê. Eene karakterschets. Met de toespraken aan het graf gehouden door B. ter Haar Bzn., Joosting | |
[pagina 429]
| |
en Feenstra. Nijm. 1886. post 8o. - Kerstcantate voor kinderen. Nijm. 1884 post 8o. - Een vuurbaak op het land. (Uit het dagboek van een geneesheer), Leiden 1895. 4o. - Gods daden aan eens menschen ziel. Gedachtenisrede over Ps. 66:16, geh. den 13en Jan. 1895 na volbr. 40 jar. Ev. bediening, Nijm. 1895. 4o. - Koninginnelied: Muz. v.e. zangstem en piano accomp. 1898. 4o. - Koningin Wilhelmina-cantate. Feestzang bij de troonsbestijging v. H.M. Koningin Wilhelmina der Nederlanden 31 Aug. 1898 (op muziek gezet door A.M. van Beuge) Nijm. 1898. 4o. Aan onze strijdende broeders in Z.-Afrika. (Een tegenzang op het Transvaalsche volkslied) Opgedragen aan den HoogEd. Gestr. Heer S.J.P. Krüger, Staatspresid. der Z. Afr. Rep.) Nijm. 1900. plano. Ook leverde hij de volgende bewerkingen of vertalingen: Ad. Streckfuss, De dageraad der volksvrijheidgeschied. v.d. wording der Ned. Republ. aan het volk verhaald. Leiden 1872. roy. 8o. - Dez., De geschiedenis der wereld aan het volk verhaald. Leiden 1865-1877. roy. 8o. ald. 1901 roy. 8o. - J.J. Weber, De geschiedenis der wereld v. 't begin der Fransche omwenteling tot op onze dagen. Zwolle 1878-87. N. uitg. Rotterd. 1901, '02. gr. 8o. - Bewerking van de poëzie van Frits Reuter in de uitg. van diens Alle de werken. Rott. 1891. gr. 8o. Felix Dahn, Sigwalt en Sigride. Eene Noorsche vertelling in Ned. dichtm. bewerkt. Amst. 1899. 8o. Met E. Laurillard, H.P. Schim v.d. Loeff e.a. stelde hij samen den bundel Lichtstralen. M. platen. 1890. 4o. Buitendien komen van hem bijdragen voor in verschillende tijdschriften, o.a. Jezus' vijanden in Nieuw en Oud Jrg. 1864 en De eenvoudigheid van Jezus' godsdienst. id. Jrg. 1865. Ook in De Tijdspiegel (o.a. over den volksdichter Klaus Groth; Jrg. 1899) en de Geldersche Almanak komen bijdragen van ter Haar voor. Aan het Nijmeegsche Weekblad en de Nijmeegsche Nieuwsbode werkte hij geregeld mede. Van laatstgen. was hij met Mr. J.B. Kan, destijds rector van het gymnasium, redacteur; hij schreef daarvoor wekelijks een buitenlandsch overzicht. Voorts nog: Berg-en-Dal. Gids voor de bezoekers van Nijmegens omstreken, 5de verb. dr. Nijm. z.j. 4o. Litteratuur: Alb. Ath. Amst., blz. 154. - Alb. Stud. L.B,, kol. 1350. - J. Herderscheê, Letterk. Lb. Jrg. 1902, blz. 25-50. Dez. in: Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. II, k. 535, 536, - S.D. v. Veen, Eene eeuw v. worsteling, blz. 136. - v. Alphen, N.K. Handb. Jrg. 1903, Bijl. U, blz. 146; Jrg. 1907, Bijl. Q, blz. 102Ga naar voetnoot1). |
|